Waarom Gerritsen naar Zeist verhuisde

Een prangende vraag beantwoord

R.P.M. Rhoen

‘Rond 1870 dreef grootvader J.A.A. Gerritsen een juwelierswinkel in de Kalverstraat (hierboven). En achter die juwelierszaak in die Amsterdamse straat had hij ook een kleine werkplaats met zilversmeden. Als er in de winkel niet zoveel te doen was dan liet hij die zilversmeden lepeltjes maken. Puur handwerk. Daar kwam allengs meer vraag naar. En toen kwam hij op het idee om daar een fabriekje voor op te zetten. Hij keek rond naar een stukje grond en dat vond hij aan het eind van de vorige eeuw aan de Karpervijver in Zeist.’

Albertus Gerritsen, kleinzoon van J.A.A. Gerritsen (1841-1925) in de Nieuwe Zeister Courant 30 november 1982.

‘Dat hij Zeist uitkoos zal waarschijnlijk meer te maken hebben gehad met de omstandigheden dat daar die rijwielfabriek (…) te koop stond. Het kan ook zijn dat Gerritsen Zeist als vestigingsplaats koos omdat de lonen daar laag waren. Lager waarschijnlijk dan in Amsterdam.’

W.D. Voorthuysen, Het zilveren Zeist. De geschiedenis van de Zeister bestekindustrie (±1900 - ±1980), (Amsterdam 1999)

‘Waarom Albert Gerritsen juist Zeist als vestigingsplaats koos, is niet met zekerheid te zeggen. W.D. Voorthuysen, die de geschiedenis van de bestekindustrie in Zeist heeft beschreven, geeft twee redenen die van invloed zouden kunnen zijn geweest. Als eerste reden geeft hij dat er in Zeist een rijwielfabriek te koop stond die uitstekend als basis kon dienen voor de fabriek. En als tweede reden geeft hij dat in Zeist de lonen mogelijk lager waren dan in Amsterdam. Het is echter waarschijnlijker dat de vestiging te maken had met de aanwezigheid van de Broedergemeenschap de Herrnhutters (…). De leden van deze gemeenschap stonden onder andere bekend als erg goede zilversmeden en Gerritsen zou hun van hun expertise gebruikgemaakt kunnen hebben.’

Rosalie van Egmond, Gero. Zilver voor het volk (Rotterdam 2002).
Fietsenfabriek Wilhelmina  voor 1921.

‘In 1904 vond de verhuizing naar Zeist plaats. Daar was ruimte en de lonen waren er relatief laag. Zeist was bovendien het centrum van de Stichtse adel: lieden van stand, die het schitterend tafelzilver konden betalen.’

Joop Steenbeek, kleinzoon van J.A.A. Gerritsen (1841-1925), De zilverfabriek. Het verlies van de Steenbeken (Leusden 2013).


Gissen en vergissen

Het was giswerk. Ook van de tweekleinzoons. Dat is heel opmerkelijk. Men zou verwachten dat de reden van de verhuizing van de zilverfabriek van Amsterdam naar Zeist binnen de familie doorverteld zou zijn. Niet dus.

In ‘De Amsterdamse voorgeschiedenis. De Nederlandsche Fabriek van Gouden en Zilveren Werken voorheen J.A.A. Gerritsen in Zeist’, (2018) - te lezen op www.zilverkamerzeist.nl/publicaties Map: Algemeen - wordt de bedrijfsgeschiedenis tussen 1866-1903 geschetst.

En in ‘De Karpervijver in 1904. De bedrijvige Looiersgracht verruild voor de rustieke Karpervijver’ (2020) - te lezen op www.zilverkamerzeist.nl/publicaties Map: Gerritsen, Van Kempen & Begeer - over de plotselinge verhuizing naar Zeist.

Een antwoord op de vraag waarom Zeist was gekozen, kon geen antwoord worden gegeven. In november 2022 kwam Stichting De ZilverKamer Zeist in bezit van de jaarverslagen van de vennootschap over 1903 en 1904 (in kopievorm) en daarin wordt het antwoord gegeven.

De uitbreiding van de zilverfabriek in Amsterdam

Tot 1900 waren de fabriek - in de negentiende eeuw werden de aanduiding zilveratelier, werkplaats en fabriek naast elkaar gebruikt - en de winkel - in advertenties en in de telefoonboeken steevast magazijn genoemd - op hetzelfde adres gevestigd en wel Nieuwezijds Voorburgwal 252.

In 1900 verhuisde de fabriek naar een bedrijfsverzamelgebouw aan de Looiersgracht en met ook een ingang aan de Passeerdesstraat, waar een gedeelte van de ruimte op de begane grond en de eerste en tweede verdieping in gebruik werd genomen; adres Looiersgracht 41-43 / Passeerdersstraat 38.

Om het mogelijk te maken artikelen die tot die tijd van derden werden betrokken, zelf te maken, werd de fabriek in 1903 uitgebreid. Volgens plan zou in 1904 hiermee verder worden gegaan.

De leverancier van de nieuwe machines was het technisch bureau Kiderlen & Co. in Amsterdam.
De gemeente Amsterdam verleende begin april een Hinderwetvergunning voor:

  1. het plaatsen van een gasmotor van 16 pk met bijbehorende zuiggenerator gastoestel ter vervanging van de bestaande gasmotor en het bijplaatsen van een smeltoven, een gloeioven en een dynamo in de benedenverdieping,
  2. een emailleeroven op de eerste verdieping en
  3. een smidse op de tweede verdieping.

Door de beperkte ruimte in het fabrieksgebouw waarover de N.V. Nederlandsche Fabriek van Gouden en Zilveren Werken voorheen J.A.A. Gerritsen beschikte, moesten de aanwezige machines verplaatst worden om ruimte te verkrijgen voor de nieuw aangeschafte machines. De herinrichting belemmerde het productieproces. Verschillende werkzaamheden moesten gedurende ruim 2½ maand handmatig worden uitgevoerd.

Kort nadat de herinrichting klaar was, kreeg de N.V. Nederlandsche Fabriek van Gouden en Zilveren Werken voorheen J.A.A. Gerritsen het aanbod tot aankoop van het leegstaande fabrieksgebouw aan de Karpervijver in Zeist. Het bezit van een eigen fabrieksgebouw werd zeer op prijs gesteld en die kans wilde men pakken. In de algemene vergadering van aandeelhouders op 7 april werd daartoe besloten.

Het lag in de bedoeling pas in 1905 naar Zeist te verhuizen. Voornamelijk het jonger personeel wilde niet weg uit Amsterdam en nam ontslag. De vacatures waren moeilijk in te vullen. Om die reden werd besloten de productie nog in 1904 naar Zeist te verplaatsen. In mei werd met de verbouwing van het fabrieksgebouw in Zeist begonnen en eind augustus werden de machines overgebracht. Eind oktober werd volop geproduceerd.

Conclusie — De productie werd naar Zeist verplaatst, hierdoor kon de productie en het assortiment worden vergroot. Het uitbesteden van werk aan derden was hierdoor niet meer nodig.

Bronnen

  1. Verslag over het eerste boekjaar [1903] van de naamlooze vennootschap Nederlandsche fabriek van Gouden en Zilveren Werken, voorheen J.A.A. Gerritsen - Amsterdam. Uitgebracht in de Gewone Algemeene Vergadering van Aandeelhouders, gehouden den 15en Maart 1904.
  2. Verslag over het tweede boekjaar [1904] van de naamlooze vennootschap Nederlandsche fabriek van Gouden en Zilveren Werken, voorheen J.A.A. Gerritsen - Amsterdam. Uitgebracht in de Gewone Algemeene Vergadering van Aandeelhouders, gehouden den 29sten Juni 1905.

Door de verkooppanden - v.l.n.r. Amsterdam, Rotterdam en Den Haag - ontstond er in die steden een afzetgebied.