Vorstelijk geboortegeschenk

De geboortelepels ter ere van de geboorte van koningin Beatrix en koning Willem-Alexander

R.P.M. Rhoen

Zilveren geboortelepel leeuw, Amsterdam 1622. Een van de oudste zilveren geboortelepels. Een zilveren geboortelepel met getorste steel. Bekroond door een leeuw met wapenschild, gegraveerd met initialen R H en een huismerk. Ronde gesmede lepelbak met gegraveerde aanzet. Een prachtige vroege lepel, afgeslagen met het meesterteken van een onbekende zilversmid. Afmeting: 17 x 5,5 cm.

In Friesland, Groningen en Noord-Holland is het een oude traditie om bij de geboorte van een telg uit een bekend adellijk en patriciërsgeslacht - later werd deze traditie ook door andere lagen van de bevolking overgenomen - een zilveren lepel aan de boreling te schenken.


Door Gero werd deze traditie in 1938 in ere hersteld. Ter gelegenheid van de geboorte van prinses Beatrix bracht dit Zeister bedrijf een door de beeldhouwer G.J. van der Veen (1902-1944) ontworpen lepel op de markt. De Federatie van Goud en Zilver schonk toen aan prinses Juliana en prins Bernhard een exemplaar van deze lepel.

De lepel wordt gesierd met de afbeelding van een zuigeling aan de bovenkant van de steel. Daarop zijn verder aangebracht de geboortedatum, de Nederlandse leeuw boven een oranjeboom en de gekroonde initialen van prinses Juliana en prins Bernhard.

  1. Lengte 205 mm.
  2. Gewicht 134 gram.
  3. Ingeslagen merken: GV (initialen van de ontwerper, Rh), GERO en 90.


Op 24 oktober 1966 gaf de Rijksvoorlichtingsdienst een communiqué uit waarin namens prinses Beatrix en prins Claus mede werd gedeeld dat prinses Beatrix in verwachting was en dat de geboorte omstreeks april werd verwacht.

Om de traditie van een geboortelepel voort te zetten werd door de Federatie van Goud en Zilver, het overkoepelend orgaan van alle verenigingen in de edelmetaalbranche, besloten een zilveren geboortelepel naar het ontwerp van Fabiola Sormani (1944) uit te geven.

Het eerste exemplaar werd op 16 april door mr. J. Klaasesz., commissaris van de koningin in Zuid-Holland, aan het prinselijk paar op kasteel Drakensteyn in Lage vuursche aangeboden.
Er werden tweeduizend exemplaren geslagen in tweede gehalte zilver (835/1000). De lepel werd alleen in het geboortejaar 1967 vervaardigd.

De geboortelepels waren op intekening via de erkende juweliers voor vijftig gulden te koop vanaf de geboortedag. Een deel van de opbrengst werd aan het Prinses Beatrix Spierfonds geschonken.

•   Commissaris van de koningin in Zuid-Holland mr. J. Klaasesz bij Drakesteijn voor de overhandiging van de geboortelepel. Fotocollectie Elsevier.

  1. Lengte: 195 mm.
  2. Gewicht: 54 gram
  3. Zilver: 835/1000 (tweede gehalte)
  4. Uitvoering: Koninklijke van Kempen en Begeer / Zeist
  5. Op de rug van de steel de keurtekens: meesterteken Koninklijke Van Kempen en Begeer, tweede gehalte zilver, waarborgkantoor Utrecht en jaarletter 1967.

Stichting De Zilver-Kamer in het bezit van een exemplaar van beide geboortelepels. Zij vormen een waardevol onderdeel van de collectie.

Internationale prijsvraag

De toevoeging van de geboortelepel van koning-Willem-Alexander aan de collectie, gaf aanleiding om ons te verdiepen in de geschiedenis van deze geboortelepel.

Deze lepel illustreert de maatschappelijke en culturele veranderingen van de roerige zestigerjaren. Het waren protestjaren. Het protest manifesteerde zich het nadrukkelijkst op de trouwdag van prinses Beatrix met jonkheer Claus van Amsberg in 1966: Dag van de Anarchie. Franje moest verdwijnen. Majesteit werd mevrouw.

De Federatie van Goud en Zilver schreef in 1965 onder het motto ‘Teken een lepel’ een internationale prijsvraag uit voor het ontwerpen en naar dat ontwerp het vervaardigen van een zilveren geboortelepel. Hiermee hoopte de Federatie een vernieuwing in de vormgeving van zilveren geboortelepels te bevorderen, waarvoor meestal nog werd teruggegrepen op achttiende-eeuwse modellen. Velen wisten zelfs niet meer wat een geboortelepel was.

De prijsvraag stond voor iedereen open. De ontwerpen moesten vóór 1 maart 1966 door de jury ontvangen zijn. Er kwamen 175 inzendingen uit Duitsland, Engeland, Italië, Nederland, Oostenrijk en Zwitserland binnen. Zowel door de grote deelname van ontwerpers als door het hoge artistiek niveau van de inzendingen, was de prijsvraag een succes.

De jury onder voorzitterschap van de heer A.E. van Kempen, oud-president directeur van Van Kempen en Begeer, koos twintig ontwerpen uit die in zilver uitgevoerd mochten worden, waarvoor de geselecteerde deelnemers elk ƒ 150 ontvingen.

Het Limburgsch Dagblad meldde op 7 oktober 1966: ‘Uit deze twintig lepels zijn als de drie beste en origineelste naar voren gekomen de werkstukken van mej. S. Sormani uit Heerlen, die de eerste prijs kreeg toegekend (ƒ 1.500), van mevr. Marietje van der Linden-Mazèl uit Puth-Schinnen, die de tweede prijs ontving (ƒ 1.000) en van mej. A. Hundscheid uit Heerlen die ƒ 500 toucheerde voor de derde prijs.

Trouw reageerde op de uitslag met: ‘Vragen we ons wel af: zitten er daar in Limburg zoveel stééngoede edelsmeden?

De eerste prijs bleek niet ƒ 1.500 maar ƒ 2.000 te bedragen.

Fabiola Sormani (1944), Marietje Mazèl (1938) en Hanny Hundscheid (1943) waren studenten (geweest) van de Stadsacademie voor Toegepaste Kunsten in Maastricht, afdeling edelsmeden, waar zij les kregen van A.G. (Fons) Paanakker (1917-1985).

De prijzen werden op 21 december door de voorzitter van de Federatie drs. B.W. Buenk in het Goud- en Zilvermuseum in Utrecht uitgereikt. In het museum lagen ook de twintig modellen tentoongesteld.

Felle kritiek op de uitslag van de prijsvraag kwam van het maandblad van de Stichting Centraal Orgaan voor het Scheppend Ambacht te Delft: ‘Er is geen enkele mogelijkheid om naam en datum alsmede de doop te graveren. Anderzijds is er een dermate groot kwaliteitsverschil, dat het onverklaarbaar is, waarom deze drie tot de top zouden behoren. Los van gemelde kritiek zijn de lepels van de eerste en derde prijs zeker mooi, maar die van de tweede is ronduit lelijk. Dat is overigens de enige, die tracht iets van de zin van de opdracht te geven, hoe onbeholpen dat ook is gebeurd. Al met al een zeer bevreemdende uitslag.

Een geboortelepel voor een prinsje of prinsesje

Bij het uitschrijven van de prijsvraag in 1965 kon de Federatie niet bevroeden dat het winnende model als geboortelepel zou worden aangeboden aan prinses Beatrix en prins Claus. Het prinselijk paar trouwde op 10 maart 1966. Ruim vóór die datum moesten de deelnemers hun ontwerp al hebben ingezonden.

De zwangerschap van prinses Beatrix en de verwachte geboorte omstreeks april 1967 was een uit- gelezen gelegenheid om de geboortelepel van Fabiola Sormani onder de aandacht van het grote publiek te brengen. Bij de bekendmaking van de winnaars van de prijsvraag hoopte de Federatie dat het bekroonde ontwerp in productie zou worden genomen om bij een geboorte cadeau te geven.

De lepel van Sormani heeft een moderne vormgeving met de lange steel en de kleine bak. Op de steel is de levensboom gestileerd.

Bij vergelijking met de geboortelepel van prinses Beatrix is deze lepel zeer sober. Alle franje is verdwenen. Als men deze lepel ziet, denkt men niet aan een herdenkingslepel. De naam en de geboortedatum van de koninklijke boreling staan er niet op. Men kan zich afvragen waarom de Federatie niet aan Sormani verzocht heeft het ontwerp hierop aan te passen.

Enigszins banaal was de opmerking van de voorzitter van de Federatie die in een krant zei dat men met de lepel zowel pap kan eten als pinda’s mee opscheppen. De geboortelepel van prinses Beatrix zal een dergelijke badinerende opmerking niet uitlokken.

Gedenkpenning bij de geboorte van prinses Beatrix

De geboorte van prinses Beatrix vormde voor Gerritsen & Van Kempen aanleiding tot de uitgifte van twee geboortepenningen. Alle twee de penningen zijn een ontwerp van de medailleur J.C. Wienecke.

De volgende beschrijvingen zijn overgenomen uit de oeuvrecatalogus van Wienecke:

  1. Nummer 409 — Voorzijde Nederlandse maagd staat met kind op de arm in medaillon, daarboven de wapens  van Oost-Indië, Nederland en West-Indië, rondom portretten van Beatrix’s voorouders: prins Willem I, prins Maurits, prins Frederik Hendrik, prins Willem II, prins Willem III, prins Willem IV, prins Willem V, koning Willem I, koning Willem II, koning Willem III, koningin Emma, koningin Wilhelmina, prins Hendrik, prinses Juliana, prins Bernhard, van boven naar beneden toenemend in grootte koningin WILHELMINA | PRINCES JULIANA | PRINS BERNHARD | PRINS HENDRIK | KONINGIN - EMMA | KONING WILLEM - II | PRINS WILLEM V | PRINS WILLEM - III | PRINS FRE - HENDRIK | PRINS - WILLEM I | PRINS - MAURITS | PRINS - WILLEM II | PRINS - WILLEM IV | KONING - WILLEM I | KONING - WILLEM III. Keerzijde kroon op verhoogd vlak met opschrift, aan weerszijden een leeuw en behangen met carillon, bovenaan de in elkaar overgaande heraldische emblemen van de ouders: jachthoorns, takken en vogels BEATRIX | 31 januari | 1938; brons, gegoten, 70 mm.
  1. Nummer 410 — Nederlandse maagd zit met kind op de arm in medaillon, daarboven de wapens  van Oost-Indië, Nederland en West-Indië, rondom portretten van Beatrix´s voorouders: prins Willem I, prins Maurits, prins Frederik Hendrik, prins Willem II, prins Willem III, prins Willem IV, prins Willem V, koning Willem I, koning Willem II, koning Willem III, koningin Emma, koningin Wilhelmina, prins Hendrik, prinses Juliana, prins Bernhard, van boven naar beneden toenemend in grootte KONINGIN WILHELMINA | PRINCES JULIANA | PRINS BERNHARD | PRINS HENDRIK | KONINGIN - EMMA | KONING WILLEM - II | PRINS - WILLEM V | PRINS WILLEM - III | PRINS FRE - HENDRIK | PRINS - WILLEM I | PRINS - MAURITS | PRINS - WILLEM II | PRINS - WILLEM IV | KONING - WILLEM I | KONING - WILLEM III. Keerzijde lauwerkrans BEATRIX | 31 januari | 1938; zilver, brons, gegoten, 70 mm.

In plaats van te spreken over Beatrix’s voorouders zou het correcter zijn geweest om te schrijven ‘leden van het Oranjehuis’.

Verzoek

Stichting De Zilver-Kamer zou deze herdenkingspenningen graag aan haar collectie toevoegen. Wilt u helpen deze aankoop mogelijk te maken?