De ambtsketen van 1964

Een magistraat waardig

R.P.M. Rhoen

‘De ambtsketen combineert rituelen en gewoonten, traditie en symbolische waarden en wordt (tegenwoordig) door zowel mannen als vrouwen gedragen: een “conversation piece par excellence”. De ambtsketen onderscheidt de burgemeester en geeft hem of haar meer waardigheid.’ Liesbeth den Besten, voormalig adviseur Werkgroep Ambtsketen, 2015.

Schenking kreeg een goede bestemming

Toen in augustus 1963 de ambtsketen uit het raadhuis van Zeist werd gestolen, kon de dief niet weten dat zijn misdaad de Zeister gemeenschap een fraai zilveren kunstwerk zou opleveren. Uiteraard is dit geen vrijbrief voor het plegen van criminaliteit.

Voor het college van burgemeester en wethouders was het al gauw duidelijk dat dit een uitgelezen gelegenheid was om een nieuwe ambtsketen aan te schaffen. Het was best mogelijk geweest de ambtsketen uit 1853 te laten restaureren. Een zilversmid van de zilverfabriek van Gerritsen & Van Kempen had de restauratie kunnen uitvoeren. Dat blijkt wel uit het resultaat van de restaura-tie door zilver- en goudsmid Sander Brandsen ( Juwelier Goudsmid Jummel) in Bunnik in 2018.

Het college van burgemeester en wethouders bood de gemeenteraad in de vergadering op 4 november 1963 een voorstel aan voor de aanschaf van een nieuwe ambtsketen voor de burgemeester en vroeg daarvoor een krediet van drieduizend gulden beschikbaar te stellen. De kosten konden worden gedekt uit de opbrengst van een schenking uit 1959.

De gemeenteraad had op 3 augustus 1959 met dank de schenking aanvaard van drie obligaties aan toonder, elk nominaal groot 1.000 gulden van de 4% woningbouwlening 1951 van de gemeente Zeist, met de van 2 januari 1960 af verschijnende coupons. De schenker wenste anoniem te blijven. Het gemeentebestuur mocht het geld naar eigen inzicht besteden.

Bij de behandeling van dat agendapunt stelde het VVD-raadslid mw. G.E. Herbig-Hofstee (1901- 1987), raadslid van 1958 tot 1966, zich kritisch op. Zij pleitte voor een eenvoudiger ontwerp en vond de kosten te hoog. Het gemeentebestuur moest het voorbeeld geven en zuinigheid betrach-ten. Ze was er ook niet mee eens dat de ambtsketen betaald werd uit de opbrengst van de schenking uit 1959.

De burgemeester beargumenteerde dat Zeist juist bekend stond om zijn zilverfabrieken en dus aan zijn stand verplicht was een mooi werkstuk van zilver door de zilverfabriek aan de Karpervijver te laten maken. Bijna smekend zei hij: ‘Oude gemeenten hebben zo dikwijls pronkstukken uit de gildetijd. Laten wij dan eens een pronkstuk laten maken uit deze tijd door het enige bedrijf dat echt zilver bewerkt. Wat wij nu aanschaffen is trouwens een voorwerp van blijvende waarde.’ Omdat de schenking in 1959 niet voor een specifiek doel was gedaan, vond het college het een goede gedachte het geld voor één doel te bestemmen waarmee de totale kosten ervan werden gedekt. Een betere bestemming leek hem nauwelijks denkbaar. Het betrekkelijk hoge bedrag vond hij, gelet op het doel, acceptabel.

Hij besloot zijn betoog met het uitspreken van de wens dat na hem nog vele burgemeesters van Zeist de ambtsketen zouden mogen dragen, die zich evenals hij zich gedragen zouden voelen door de sympathie van de gemeenteraad.

De gemeenteraad stemde met het voorstel in, behalve mw. Herbig die in de notulen liet aantekenen dat zij tegen gestemd had.

Binnen de grenzen van het Koninklijk besluit van 16 november 1852

Hoe het onderscheidingsteken eruit dient te zien dat de burgemeester in bepaalde gevallen verplicht is te dragen, is vastgelegd in het Koninklijk besluit van 16 november 1852. Binnen de grenzen van het KB uit 1852 heeft de ontwerper veel creatieve ruimte.

‘De onderscheidingsteekenen, door den burgemeester te dragen, bestaan in een zilveren penning, hebbende eene middellijn van veertig strepen en vertoonende aan de eene zijde het wapen des Rijks, aan de andere dat der gemeente, of, zoo de gemeente geen wapen heeft, den naam der gemeente; de penning hangende op de borst, hetzij aan eene zilveren keten, hetzij aan een oranje zijden lint; de keten of het lint op beide schouders aan den rok of het opperkleed vastgehecht.’ — Koninklijk besluit van 16 november 1852

Om de gemeenteraad in zijn vergadering op 4 november een voorstel over een nieuwe ambtsketen te kunnen doen, hadden B&W overlegd met de Koninklijke Nederlandse Fabrieken van Gouden en Zilveren Werken Van Kempen en Begeer. Dat had geresulteerd in een ontwerp van een keten van veertig schakels, waarvan ongeveer de helft zou worden voorzien van voorstellingen die betrekking hadden op de Zeister samenleving. Op een zijde van de penning zou het Rijkswapen met schildhouders komen te staan en op de andere zijde een gestileerde vogelvlucht afbeelding van Slot Zeist in gerestaureerde toestand met het gemeentewapen en de gemeentenaam.

De burgemeester moest een jaar wachten voordat zijn nieuwe ambtsketen gereed was. In de B&W-vergadering op 27 oktober 1964 overhandigden de heren S.A.C. Begeer, directeur, en G.J. Beran, adjunct-directeur, hem de keten.

De directie zal wel zo kies zijn geweest om daarbij niet de factuur te overhandigen. Maar de uiteindelijke kosten bedroegen ƒ 2.800.

De keten is een ontwerp van de hiervoor genoemde Gustav Beran (1912-2006), die in 1934 als ontwerper in dienst trad van de Koninklijke Nederlandsche Fabriek van Gouden en Zilveren Werken Gerritsen en Van Kempen en na de fusie in 1960 chef-ontwerper werd bij Van Kempen & Begeer. Het ontwerp werd uitgevoerd door Jan Duyndam (1928-2015), chef van de handwerkafde-ling van de zilverfabriek.

Van de oorspronkelijke opzet de keten een specifiek Zeister karakter te geven door de schakels te voorzien van voorstellingen ontleend aan het Zeister gemeenteleven werd op verzoek van de burgemeester afgezien. Hij voorzag dat de typische kenmerken van het Zeist midden twintigste eeuw in de loop der tijd zouden verdwijnen en daarmee zou de keten haar lange termijnwaarde verliezen.

De keten heeft een lengte van 980 mm. Ze bestaat uit veertig ronde schakels met een diameter van 33 mm, die elkaar steeds 8 mm dekken. Op de schakels ligt een getande bovenlaag die in haar vorm naar het gemeentewapen van Zeist verwijst, waarvan het schildhoofd gekanteeld is. Aan de onderkant is de gekanteelde laag op de hoeken voorzien van kleine nippeltjes om de onderliggende schakels weinig scharnierruimte te bieden. De bewegingsruimte wordt verder beperkt door niet gesoldeerde oogjes tussen de boven- en onderlaag. Dertien schakels aan de nekzijde zijn vastgezet en kunnen in het geheel niet scharnieren.

De ruimtes tussen de kantelen, het venster, zijn om en om gedecoreerd met bestuursmotieven, het stuurrad en de windroos. Het venster op de schakel waaronder de ambtspenning hangt - op borsthoogte - is gedoceerd met het stuurrad. Dit venster is aan de onderkant licht gebogen en loopt naar boven taps toe, waar de breedte 16 mm is. De onderkant van alle vensters is 27 mm breed en de hoogte van de vensters is 28 mm. De diameter van het stuurrad in de vensters is 20 mm en van de windroos 21 mm.

Het zilvergehalte is 0,925 (1e gehalte) De keuren staan in het venster met de licht gebogen onderkant.

De ambtspenning is conform het ontwerp van 1963 uitgevoerd. Met een afbeelding van Slot Zeist is de penning dus wel voorzien van een typisch Zeister element. Het gewicht bedraagt 480 gram. De diameter is 68 mm.

De bijbehorende blauwe cassette heeft een buitenmaat van 365 x 515 x 65 mm (b x d x h). De hoeken zijn voorzien van metalen hoekbeschermers. De cassette heeft twee handvatten; een aan de lange kant en een aan de korte kant. De sluiting bestaat uit twee slotjes.

De van karakter ingetogen Jan Duyndam was een deskundige zilversmid. Hij is op de zilverfabriek aan de Karpervijver opgeleid, waar hij in 1942 begon. Jarenlang verzorg-de hij - waarvan een aantal jaren samen met zijn vader Johan Duyndam (1895-1973) - in de avonduren interne cursussen zilversmeden voor werknemers van Gerritsen & Van Kempen (na 1960 Van Kempen & Begeer). De cursussen werden gegeven op de fabriek aan de Karpervijver.

Jan Duyndam

Jan Duyndam had zijn grote deskundigheid al twee jaar voordat hij aan de ambtsketen werkte, getoond. In 1962 vierden koningin Juliana en prins Bernhard hun 25-jarig huwelijksfeest. Het Corps Diplomatique te Den Haag bood het zilveren bruidspaar een receptieboek in zilveren band aan. De zilveren omslag (340 x 255 mm) was vervaardigd bij Van Kempen & Begeer in Zeist. Op de voorzijde staan de letter ‘J’ en ‘B’ met daarboven in reliëf een koningskroon. In de twee bovenhoeken het wapen van de koningin en de prins. In de benedenhoeken de wapens van prinses Juliana en prins Bernhard van Lippe-Biesterfeld. De wapens zijn in reliëf gegraveerd. Monogram, kroon, wapens en omlijsting zijn verguld.

Op de achterzijde van het cadeau staan de 75 gegraveerde handtekeningen van de buiten-landse diplomatieke vertegenwoordigers die het aanboden.

Het zilversmeedwerk werd uitgevoerd door Duyndam en de gravure door chef graveur Gerardus H.E. van de Peppel (1896-1971).

De sieraadontwerper Gijs Bakker (1942), onder andere ontwerper bij Van Kempen & Begeer, wees Duyndam op een vacature bij de Akade-mie voor Beeldende Kunst en Kunstnijverheid in Arnhem, waar hij vervolgens van 1971 tot 1988 werkzaam was.

De binnenmaat is 340 x 495 mm (b x d). Van de bak is de hoogte 20 mm. De schudhoogte waar omheen de ambtsketen ligt bedraagt 40 mm. De hoogte van de deksel is 25 mm.

De bak is met blauw fluweel bekleed en de deksel is aan de binnenkant bekleed met witte zijde met rechtsonder de opdruk KONINKLIJKE BEGEER. Een blauw zijde lint is aangebracht om de deksel open te houden.

Deze ambtsketen is zo ontworpen dat zij over de schouders wordt gedragen en niet vanuit de hals.

De wijze waarop de ronde schakels met elkaar verbonden zijn geeft de ambtsketen een stug karakter. Als de keten wordt opgetild en omgehangen zonder voldoende ondersteuning kunnen de niet gesoldeerde verbindingsoogjes tussen de schakels verbuigen en raakt daardoor uit model. De ambtsketen moet meerdere keren per jaar voor reparatie naar een zilversmid.

Bewonderd door de raadsleden

De eerste officiële gelegenheid voor de burgemeester om de ambtsketen te dragen was al de volgende dag, woensdag 28 oktober. Hij verwelkomde koningin Juliana die naar Austerlitz was gekomen om het wooncomplex Meijenhaghe voor gepensioneerde wijkverpleegkundigen van de Christina Vermeyden Stichting aan de Schoolweg te openen.

Mocht de koningin hem een compliment gegeven hebben over zijn nieuwe keten, dan was hij zo discreet om dat niet aan de pers te vertellen.

De eerste raadsvergadering waarin hij zich met de nieuwe ambtsketen kon tooien, was op maandag 2 november. Voor de aanvang van de vergadering paradeerde de burgemeester in de bovenhal van het raadhuis, omhangen met de nieuwe keten, om die door alle raadsleden te laten bewonderen.

Na de opening van de vergadering hield hij een korte toespraak, waarin hij een beschrijving gaf van zijn met trots gedragen sieraad. ‘Met deze ambtsketen heeft de Koninklijke Zilverfabriek Van Kempen en Begeer een waardig stuk aan de bezittingen van Zeist toegevoegd’, aldus de burge-meester.

Burgemeester Korthals Altes bleef tot 1968 in functie. Na hem werd de ambtsketen gedragen door de burgemeesters:

De ambtsketen in deze tijd

Het burgemeestersambt was tot 1946 louter een mannenaangelegenheid. Met de benoeming van mw. G.C.T.M. Smulders-Beliën tot burgemeester van Oost-, West- en Middelbeersen, was zij de eerste vrouwelijke burgemeester. Eind 2017 waren één op de vijf burgemeesters vrouw.

Bij het opstellen van het Koninklijk besluit  van 16 november 1852 met de voorschriften waaraan het onderscheidingsteken voor een burgemeester moet voldoen en het Koninklijk besluit van 24 februari 1853, waarin bepaald werd hoe het ambtskostuum van een burgemeester eruit zag, ging de wetgever er nog vanuit dat het ambt door een man werd bekleed.

Het KB van 1852 is nog van kracht, maar het KB van 1853 werd met ingang van 1 december 1994 bij Koninklijk besluit ingetrokken.

Fanta Voogd heeft onderzoek gedaan naar het dragen van het ambtskostuum en haar artikel ‘In vol ornaat’ werd gepubliceerd in het tijdschrift Burgemeestersblad, jrg. 14 (2009), aprilnummer, blz. 16-18. Volgens haar is mogelijk het allerlaatste officiële optreden van een burgemeester in ambtsgewaad geweest op 2 januari 1992, toen burgemeester W.J.M. Holthuizen van Bussum een huwelijk voltrok.

‍‍Enkele burgemeesters uit begin en midden 20e eeuw in het voorgeschreven ambtskostuum.

Het costuum voor den Burgemeester zal bestaan in een zwart lakenschen gesloten rok met witte knoopen, waarop het gemeente wapen of de burgerkroon, den kraag en de opslagen, in het zilver geborduurd met eikentakken, ter breedte van drie duim; zwarten broek; staanden degen; driekanten hoed met zwarte liggende pluimen, zilveren lis en knoop als aan den rok en oranje cocarde.’ — Koninklijk besluit van 24 februari 1853

Burgemeester A.J. d’ Ailly, burgemeester van Amsterdam van 1946 tot 1957, was de laatste burgemeester van de hoofdstad die een ambtskostuum droeg. In Zeist was burgemeester C.J. Baron van Tuyll van Serooskerken, burgemeester van 1919 tot 1934, de laatste burgemeester met een ambtskostuum. Ook elders in den lande raakte het ambtskostuum in onbruik. Dat had consequenties voor de wijze waarop de ambtsketen werd gedragen. Bij een ambtskostuum werd de keten over de schouders gedragen en bij een herenkostuum (tenue de ville) vanuit de hals.

De dames A.E. Verstand-Bogaert, burgemeester van Zutphen van 1994 tot 1998, en M. van Rossen, burgemeester van Hellevoetsluis van 1990 tot 2000, richtten in 1997 de Werkgroep Ambtsketen op. Zij vonden dat de vormgeving van de ambtsketen verouderd was. Bezwaren van hen waren onder andere dat de ketens vaak niet geschikt waren voor de kleding van een vrouw en anders op de boezem van de vrouwelijke burgemeesters vielen.

Helene Butijn schreef op 24 januari 1998 in Trouw het artikel ‘Op zoek naar de ideale ambtsketen’, waarvoor zij mw. A.H. Brouwer-Korf, burgemeester van Amersfoort van 1994 tot 1999 - daarvoor burgemeester van Zutphen van 1989 tot 1994 en later burgemeester van Utrecht van 1999 tot 2007 - interviewde.

Burgemeester Brouwer bekende dat haar ambtsketen aanvankelijk ook niet goed hing. De Amersfoortse kunstenares Cora Vonk had voor haar een kettinkje achter gemaakt, waardoor de keten niet meer slingerde en gewoon goed om de kraag hing. Toen zij nog burgemeester van Zutphen was moest zij altijd kleding met een stevige kraag aan doen, want ‘anders stonden na een dag de groeven in je nek’.

Adviseur van de Werkgroep Ambtsketen was de kunsthistorica Liesbeth den Besten. Zij schreef in 2001: ‘Het laatste woord over de betekenis en symboliek van de ambtsketen is nog niet gesproken, maar de Werkgroep hoopt wel een aanzet te vormen tot een nadere gedachtebepaling over de ambtsketen in deze tijd.