Herinneringslepeltje van G. van Wees & Weiss

Uit de eigen collectie

R.P.M. Rhoen

Stichting De Zilver-Kamer heeft begin februari 2021 haar collectie kunnen uitbreiden met een verzilverd theelepeltje. Op zich niet een opzienbarend bericht. Het lepeltje vertelt echter een stuk Zeister geschiedenis over de textielgroothandel G. van Wees & Weiss van de Evangelische Broedergemeente te Zeist. Het is uitgegeven bij de opening van de nieuwe bedrijfsruimte van Van Wees & Weiss op 5 oktober 1959. Het is daarom opgenomen in de collectie categorie Memorabilia.

Op de steel staat verticaal G·VAN·WEES·EN·WEISS·N·V·en in de bak is een afbeelding - zij het niet op detail - van de nieuwbouw uit 1959 achter het Broederhuis en daaronder OKT. 1959 gestempeld.  Op de achterkant van de steel is het lepeltje gestempeld met een posthoorn in een rond kader. Dit is het logo van Gerritsen & Van Kempen voor verzilverde artikelen, die deze onderneming in 1936 onder de naam Keltum Pleet op de markt bracht.

De lengte van het lepeltje is: 11,4 cm
Het gewicht is: 15 gram

Textielgroothandel G. van Wees & Weiss

Nadat de Evangelische Broedergemeente (Unitas Fratrum) zich in 1746 in Zeist had gevestigd, werden het Broederplein en het Zusterplein aangelegd. Aan beide pleinen bouwden de Broedergemeente (Broederhuis, Zusterhuis, Weduwenhuis) en leden van de Broedergemeente huizen.

De Amsterdamse koopman Nicolaas de Veer bouwde in 1750 op het Broederplein 21 een woonwinkel-huis en opende er een winkel. Het was een soort bazaar, waar kruidenierswaren, manufacturen en allerhande huishoudelijke artikelen te koop waren. In 1752 nam de Broedergemeente de winkel van hem over en werd Gerrit van Wees met de leiding belast. De winkel ging ook katoenen stoffen verkopen en in 1771 sprak men over een grossierderij.

De in 1762 opgerichte bandweverij van de Broedergemeente werd in 1781 samengevoegd met de grossierderij onder de naam ‘Winkel en Fabrique van Gerrit van Wees & Co.’.

In 1819 werd het bedrijf gesplitst. De band- en kousenfabriek en garenwinderij werd door Samuel Weiss verder gevoerd onder de naam ‘G. van Wees & Co.’ en ontwikkelde zich tot een groothandel in fournituren. Circa 1850 werd de fabriek gesloten, maar de groothandel bleef bestaan. Carl Weiss, een jongere broer van Samuel Weiss, kreeg in 1819 de leiding over de winkel met de groothandel in wollen en katoenen garens met de naam ‘Van Wees & Weiss’. De winkelverkoop werd in 1840 hiervan weer afgescheiden onder de naam ‘G.W. Jacky & Co.’.

De firma’s ‘G. van Wees & Co.’ en ‘Van Wees & Weiss’ - alle twee een groothandel - fuseerden in 1895 tot ‘G. van Wees & Weiss’. In 1948 werd de firma omgezet in een naamloze vennootschap, waarvan de Broedergemeente de enige aandeelhouder was.

Begonnen op Broederplein 21 verhuisde de zaak in 1777 naar het pand op nummer 35. Ook na de splitsing in 1819 in ‘G. van Wees & Co.’ en ‘Van Wees & Weiss’ bleven beide firma’s op dit adres gevestigd. In verband met de groei werd in 1827 het naastgelegen pand op nummer 37 erbij getrokken.

In 1908 werd een gedeelte van het rechts ervan gelegen Broederhuis, nummer 39, in gebruik genomen. In 1924-1925 volgden de schrijnwerkerij en de koorzaal van het Broederhuis. Tegen de achtergevel werd een uitbouw van drie verdiepingen geplaatst. Met de modernisering en vergroting van de toonkamer in 1930 kwam voorlopig een eind aan de verbouwingen van de bedrijfspanden op het Broederplein.


De nieuwbouw van 1959

De snelle groei van de N.V. G. van Wees & Weiss na de Tweede Wereldoorlog vroeg om verbetering van de bestaande huisvesting van deze onderneming - waar midden jaren vijftig ruim tweehonderd mensen werkten - in het Broederhuis en uitbreiding van kantoor- en magazijnruimte. De nieuwbouw verrees in een vleugel aan de achterzijde van het Broederhuis.

De opdracht werd verleend aan de in Zeist bekende architect Leo Visser. Hem werd meegegeven dat het nieuwe gebouw niet mocht detoneren ten opzichte van de bestaande historische bebouwing op het Broederplein en de Karpervijver.  Voortbouwend op het vaste stramien van ramen ontwierp Visser een gebouw met een strak betonskelet. Een bouwwerk dat door zijn kleine ramen de typische kenmerken van opslagruimte vertoonde, maar toch iets van de typische bouwstijl van de Broedergemeente behield.

In het nieuwe vijf verdiepingen tellende gebouw met een lengte van vijftig meter en een breedte van 25 meter, werden 1.150 kubieke meter beton en 125.000 kilo betonijzer verwerkt en een grote hoeveelheid rode handvormstenen. Het werd gefundeerd op 175 zware, twaalf meter lange betonnen palen.

Foto Hanneke Kortland, Zeist.

Het project werd tussen 1957-1959 uitgevoerd door het bouwbedrijf Gebr. Van Rossum uit Bilthoven.

Met een druk op de knop, waarmee de centrale personeelsingang in de nieuwbouw bereikbaar via de Karpervijver openzwaaide, verrichtte burgemeester Korthals Altes op 5 oktober 1959 de officiële opening.

Acht jaar later werd de nieuwe vleugel bij de brand van 27 op 28 oktober 1967, samen met het Broederhuis, volledig in de as gelegd. Bij de restauratie van het Broederhuis in 1971 werd die aanbouw afgebroken. Werd in 1959 vol lof over de nieuwe vleugel gesproken, een decennium later had men een totaal andere mening.

Bij de brand in 1967 gingen de cadeaus die het personeel aan de directie in 1930 en in 1959 had aangeboden verloren.

De aanleiding voor een cadeau in 1930 was de verbouwing van de toonkamer. Toen was het cadeau een door J.C. Wienecke ontworpen plaquette met veel symboliek. Het cadeau uit 1959 was een betonplastiek van G.J. (Geert) Spuijbroek, voorstellende de vier elementen: aarde, water, lucht en vuur, dat in de gevel naast de personeelsingang was aangebracht.

Boven de brand Broederplein 1967. Puinhopen na de brand (1967). Het Utrechts Archief.


Van de pleinen naar het einde

Voortvarend ging de directie aan het werk. Twee maanden na de brand betrok het textielconcern op 2 januari 1968 een noodgebouw aan de Zinzendorflaan. In de tussentijd had het bedrijf een noodonderkomen gevonden in Amsterdam in een hal van de N.V. Ruby.

Voor definitieve huisvesting werd nog in het rampjaar een terrein aan de Godfried van Seystlaan aangekocht. Op de dag voor Kerst in 1969 werd naar de nieuwbouw verhuisd. De officiële opening vond plaats op 29 januari 1970 door burgemeester Stolk.

Helaas kwam er in 1978 een einde aan het zelfstandig bestaan van G. van Wees & Weiss. Op 1 januari 1979 fuseerde het bedrijf met Lehman & Co. B.V. te Amsterdam. De fusienaam werd Lehman van Wees en Weiss B.V. Voor het eind van dat jaar ging het textielconcern Lehman & Co. B.V. failliet en werd de vestiging in Zeist gesloten.

De Nieuwe Zeister Courant was snoeihard in haar oordeel: ‘Zeister Hernhutters van religieus ideaal tot zakelijk faillissement (…) De wereldverzakende houding in commerciële aangelegenheden, amateurisme eenvoudig gezegd, heeft er uiteindelijk toegeleid, dat Van Wees en Weiss in Zeist ten onder is gegaan. Voor zegge en schrijve een gulden is het eertijds bloeiende bedrijf vorig jaar verkocht aan de Amsterdamse Lehman NV, die er nu mee failliet is.

Het is interessant hoe aan de hand van een herinneringslepeltje een bedrijfsgeschiedenis kan worden verteld.