Herinneringslepeltje uit het atelier voor emaille sieraden
Uit de eigen collectie - Het lepeltje gemaakt door Wouter van Veluw senior vertelt geschiedenis
R.P.M. Rhoen
‘Wie ’t kleine niet eert, is het grote niet weerd.’, zegt het spreekwoord. Deze woorden zijn zeker van toepassing op een lepeltje gevonden bij de kringloopwinkel ‘Het goede doel’ op de Dijnselburgerlaan in Zeist tegenover de brandweerkazerne.
Het lepeltje lag in een mandje met misschien wel meer dan honderd andere lepeltjes. Dit lepeltje viel op door het gemeentewapen van Zeist op het uiteinde van de steel. De verrassing vormde echter een inscriptie en een fabrieksmerk op de achterzijde.
Materiaal: bakje en steeltje verzilverd alpacca, schildje roodkoper, lengte 115 millimeter, gewicht 12 gram, een gekroond schildje met het geëmailleerd gemeentewapen van Zeist - het wapenschild is van zilver en het gekanteelde schildhoofd is zwart - en omlijst door lauriertakken. Het bakje, het steeltje en het schildje zijn afzonderlijk geproduceerd en vervolgens onzichtbaar aan elkaar gesoldeerd.
Op de achterzijde de inscriptie ROODE KRUIS NOOD | ZIEKENHUIS 1953 en een fabrieksmerk met de letters W V V.
Het meesterteken van Wouter van Veluw (1910-1972)
Het fabrieksmerk op het steeltje is tevens het meesterteken van de in Zeist geboren en getogen Wouter van Veluw (1910-1972). In 1942 richtte hij het atelier voor emaille sieraden W. van Veluw op, dat na hem al door twee generaties verder wordt gevoerd.
Het meesterteken wordt gevormd door een vijzel en een stamper. Dit is een verwijzing naar het emailleerwerk waarmee de geschiedenis van het bedrijf begon. Om emaillepoeder geschikt te maken om te verwerken moet het poeder onder water in een vijzel fijn worden gestampt totdat het eruit ziet als poedersuiker.
De letters W V V staan voor Wouter van Veluw. Deze letters zijn in de periode 1950-1952 toegevoegd.
Atelier emaille sieraden
Als veertienjarige jarige jongen begon Wouter van Veluw in 1924 op de zilverfabriek Gerritsen & Van Kempen op de Karpervijver in Zeist, waar hij het vak van zilversmid leerde. Hij klom op tot chef-emailleur. Na achttien jaar nam hij in 1942 ontslag om een eigen atelier te beginnen voor het vervaardigen van onder andere emaille sieraden, zoals insignes en plaquettes, en theelepeltjes. Meestal een combinatie van emaille met zilver. Zijn beginkapitaal was ƒ10,– , waar emailpoeder voor werd gekocht.
Een halfjaar later - op 1 november - trad zijn oud-collega Willem Kraaij (1919-2007), die eveneens in 1934 bij Gerritsen & Van Kempen was begonnen, bij hem in dienst.
Zijn motto luidde ‘Kwaliteit wint altijd’. Voor hem ging kwaliteit boven kwantiteit. Als perfectionist maakte hij lange werkdagen. In 1949 merkte een buurtbewoner op: ‘Als ik ’s avonds om een uur of 12 langs uw huis kwam, dan zag ik daar bijna altijd nog licht branden. Ik dacht dan bij mezelf: die Van Veluw zit daar nog te ploeteren. Aan die ijver van hem heb ik een voorbeeld genomen.’
Van Veluw startte op 30 april in het genoemde jaar in een oude houten garage achter zijn woonhuis op de Julianalaan 42. Direct na de oorlog werd de garage afgebroken en vervangen door een houten werkplaats. Zelfs het woonhuis werd deels als werkplaats in gebruik genomen.
Het aantal personeelsleden groeide van zes naar twintig in 1949. Nieuwe huisvesting was beslist noodzakelijk en daarom besloot hij in 1949 tot nieuwbouw. Deze vond plaats op een terrein tussen de Frederik Hendriklaan en de parallel lopende Julianalaan. De nummering van het nieuwe pand was Frederik Hendriklaan 30 (hoofdingang) en Julianalaan 13a.
Op 28 december dat jaar werd een nieuwgebouwd stenen atelier betrokken. De nieuwbouw was een ontwerp van architect J.F. Ruijsenaars en werd uitgevoerd door aannemersbedrijf J. Lamoré & Zn.
Van Veluw ging uit van het principe dat emailleer- en zilverwerk niet in een fabriek thuishoort en de nieuwbouw moest dat uitstralen. Vandaar grote ramen voor licht en lucht en werd het interieur in frisse kleuren geschilderd. Het gebouw had een lengte van tweeëntwintig meter en een breedte van elf meter. Bij de bouw was rekening gehouden met de mogelijkheid om er een verdieping bovenop te zetten.
Bij de opening van het nieuwe atelier in 1949 werd een deel van het gereedschap en machinerieën al vervangen. In de volgende jaren werden steeds meer nieuwe machines aangeschaft. Het meest spectaculair was de aanschaf in 1954 van een nieuwe pers van tweehonderd ton. Het kleine zilverbad moest plaats maken voor een bad dat tweemaal zo groot in omvang was.
Het personeel schonk bij de opening een bronzen plaquette met een emaille versiering. Aan de onderkant de vijzel met stamper - het meesterteken van Wouter van Veluw - links een symbolisch wapen als verbeelding van de Nijverheid, rechts het gemeentewapen van Zeist als teken van het begin van zijn carrière, en in het midden een rokende fabrieksschoorsteen als blijvende wens van het personeel ‘dat de zaak moge welvaren’.
Het uit 1949 daterende atelier met een bedrijfsoppervlakte van 270 vierkante meter was tien jaar later alweer te klein. Er werkten ongeveer vijftig mannen en vrouwen. Voor het bestaande gebouw werd in 1960 een nieuw kantoorpand gebouwd. De bovenverdieping werd ingericht als kantine. Niet alleen het personeel zou er gebruik van gaan maken, maar werd ook beschikbaar gesteld voor wijkactiviteiten. Om het bestaande gebouw heen werden nieuwe hallen gebouwd. Door het wegbreken van de tussenmuren werden de oud- en de nieuwbouw met elkaar verbonden. Onder het gebouw kwam een kelder voor rijwielberging, archief en kartonnageafdeling. Zo nam het bedrijfsoppervlak toe tot 800 vierkante meter. De nieuwe gevel had een breedte van zeventien meter en een lengte van bijna veertig meter.
Het bouwplan voor het nieuwe atelier was een ontwerp van de architecten G.A.M. van Bueren en H. Meyer. De aannemersfirma T.H. van Denderen & Zn. zorgde voor de bouw. Voor de elektrische installatie zorgde de firma H. en A. van Schaik, voor de centrale verwarming de firma L. Gadellaa, voor de stalen ramen de firma D. Hoogstraten & Zn., voor het stukadoorswerk de firma P. de Bruin, voor het schilderwerk de firma J. van der lee en voor de meubilering de firma N. Verhoek. Net als in 1949 waren dit allen Zeister architectenbureaus en bedrijven.
In 1949 had Aalt, de oudste zoon, de opening van het nieuwe atelier mogen verrichten. Nu viel die eer te beurt aan de jongste zoon, Kees (1948).
Het is een familiebedrijf
Wouter van Veluw trouwde op 5 april 1934 met de Zeisterse Margrietha Hendrika van Mourik (1911-1992). Zij kregen tussen 1935 en 1952 zes kinderen; twee zoons en vier dochters. Vanaf hun huwelijk woonde het echtpaar Van Veluw-Van Mourik tot 1940 op het adres Molenweg 8 om vervolgens te verhuizen naar Julianalaan 42. In 1963 werd nogmaals verhuisd, nu naar Frederik Hendriklaan 32.
De oudste van de kinderen was Aalt (Ad) (1935-2014). Hij was de beoogde opvolger. Na het vervullen van de dienstplicht trad hij in 1957 in dienst en werd hij op alle afdelingen ingezet. Zo leerde hij het hele productieproces kennen. Vanaf 1961 vormde hij samen met zijn vader de directie. Na diens plotseling overlijden in 1972 gaf hij in zijn eentje leiding. Onder zijn leiding breidde het bedrijf verder uit en bouwde het in binnen- en buitenland een goede naam op. Er werd onder andere geëxporteerd naar Amerika en Israël.
Op zijn beurt droeg hij het directeurschap in 1995 over op zijn zoon Wouter (1964) om zelf met de VUT te gaan. Wouter junior was sinds 1987 werkzaam binnen het familiebedrijf. Hij had op alle afdelingen werkervaring opgedaan. Hij ambieerde de functie in de traditie van grootvader-vader. Wouter junior slaagde erin de onderneming uit te breiden. Onder Van Veluw Beheer BV hangen verschillende dochterondernemingen, zoals Koninklijke Begeer BV (opgericht in 1789), bekend van de Koninklijke onderscheidingen. Hij heeft oog voor duurzaam ondernemen en werkt volgens de richtlijnen Maatschappelijke Verantwoordelijkheid van Organisaties (MVO; mondiaal aangenomen in 2010). Hij wordt getypeerd door zijn uitspraak: ‘In de jaren van ons bestaan is er veel veranderd. Factoren als flexibiliteit, snelheid en efficiency zijn steeds belangrijker geworden. Maar gebleven is de liefde voor het vak, het streven naar perfectie en het oog voor detail.’ Uit deze woorden blijkt de traditie. Het motto van zijn opa Wouter luidde ‘Kwaliteit wint altijd’.
Het personeelsbestand schommelde in de loop der jaren: 1 (1942), 6 (1946), 20 (1949), 50 (1960; 1967), 21 (1982), 26 (1992), 23 (1995) en 35 (2002). Het huidige aantal werknemers is 45 (2021). Uiteraard hebben de kinderen van het gezin Van Veluw-Van Mourik binnen het bedrijf allerlei werkzaamheden verricht.
W. van Veluw BV kan gezien worden als een loot aan de Zeister zilverindustrie. De bekende Zeister journalist Bert van Nieuwenhuizen (1946-2018) schreef in 1986 boven een krantenartikel: ‘Veluw schittert als enige aan de “oude” ketting.’
‘Het is beter dan 90’
Van Veluw had in 1951 een stand op de Utrechtse Jaarbeurs. Het verslag dat een plaatselijke krant gaf is heel informatief: ‘In het Paviljoen toont ook de heer W. van Veluw tussen allerhande fraaie, uit zilver of uit een ander veredeld metaal en met emaille geornamenteerde siervoorwerpen – voornamelijk insignes en broches. Als men de uitstalling eens goed bekijkt komt men tot de conclusie, dat het daar in dat atelier aan de Frederik Hendriklaan lang zo gek nog niet gaat.’
De aanduiding 90 voor verzilvering op basis van 90 gram fijnzilver ontbreekt. Wouter van Veluw merkte daarover in 1960 op: ‘Onzin, dat 90. Onzin dat men deze basis-aanwijzing die in het algemeen niets zegt, zo maar aanvaard heeft. Ik heb dat 90 niet nodig; de kwaliteit van onze verzilvering spreekt voor zichzelf.’ Vandaar dat deze zilveraanduiding op het lepeltje ontbreekt.
Tot de artikelen van Van Veluw behoorden en behoren nog steeds herdenkingslepeltjes. Het lepeltje dat in bezit van Stichting De Zilver-Kamer is, is zo’n lepeltje. De huidige productiekosten van het ‘ROODE KRUIS NOOD | ZIEKENHUIS 1953’-lepeltje per lepeltje bij een oplage van 500 stuks wordt berekend op €20,–.
Medewerkers in 1960 in beeld
Hulp voor de slachtoffers van de Watersnoodramp 1953
In de nacht van zaterdag 31 januari op zondag 1 februari 1953 werd zuidwest-Nederland getroffen door een watersnoodramp. Grote delen van Zeeland, Zuid-Holland en Noord-Brabant kwamen onder water te staan. In Nederland verloren 1836 mensen hierbij het leven. Ongeveer 86.000 mensen moesten worden geëvacueerd, waarvan 1.131 evacués in de gemeente Zeist werden ondergebracht. In Slot Zeist werd een evacuatiecentrum ingericht.
Het Rode Kruis opende op 3 februari in villa ‘t Valckenbosch aan de Boulevard 11 (vanaf 1954 genummerd Van Tetslaan 2) een noodziekenhuis. Zeister bedrijven en instellingen hielpen met schenkingen het ziekenhuis in te richten. Het ziekenhuis stond onder leiding van de Zeister huisarts H.A.V. Giesberger, commandant van de plaatselijke afdeling van het Rode Kruis, daarbij geassisteerd door dokter W.F. van den Helm. Op 10 april werd het ziekenhuis gesloten. In die tweeëneenhalve maand heeft het ziekenhuis 2467 verpleegdagen gedraaid, zijn er 62 personen opgenomen geweest en vonden er vier bevallingen plaats.
De inscriptie op het lepeltje geeft duidelijk aan dat de opbrengst van de verkoop ervan bestemd was voor het noodziekenhuis van het Rode Kruis. Zoals andere bedrijven hulp boden in de vorm van goederen, was dit de steun die Wouter van Veluw leverde.
Sola-directeur Albertus Gerritsen (1921-1999) noemde in een interview met Wim Wennekes in het NRC Handelsblad van 23 juli 1983 de verkoop van herinneringslepeltjes voor een goed doel een belangrijk verkoopsucces. Als naoorlogse voorbeelden noemde hij de lepeltjes voor de wederopbouw van de Cuneratoren in Rhenen (1946), Ambon in nood (1950) en Helpt Zeeland (1953). Van het lepeltje voor de restauratie van de Cuneratoren à ƒ 2,50 werden er honderdduizenden verkocht; ƒ 1,– ging naar de wederopbouw. Helaas werd er in de Zeister kranten geen verslag gedaan van deze actie, zodat niet bekend is hoeveel deze heeft opgebracht.