‘Wie met Dick Simonis in aanraking komt heeft al spoedig door, dat teveel aandacht voor zijn persoon hem niet welkom is.’ — Uit: Gero contouren, nr. 3, oktober 1965.
Diederik Willem (Dick) Simonis werd geboren te Amsterdam op 10 september 1919. Van beroep was hij sieraadontwerper, edelsmid en industrieel ontwerper. Hij overleed te Zeist op 20 maart 2004. Zijn ouders waren Henri Joseph Maria Simonis (1881-1968) - directeur van de Gerofabriek - en Christina Jacoba Nieuwenkamp (1885-1962). Op 26 mei 1951 trouwde hij te Zeist met Kitty Bax (1927-2014). Uit dit huwelijk werden twee kinderen geboren, Simone en Christine.
Heel zijn leven heeft Simonis binnen Zeist gewoond. Hij werd weliswaar in Amsterdam geboren, maar zijn ouders woonden al vanaf 1913 in Huis ter Heide (gemeente Zeist). Eerst woonde het gezin Simonis-Nieuwenkamp op het adres Dolderseweg 5a. Na zes jaar verhuisde het naar Amersfoortseweg 51. Voor slechts een halfjaar werd in 1945 het pand Ericaweg 3 door de familie Simonis-Nieuwenkamp bewoond, want medio december dat jaar werd alweer verhuisd, nu naar Homeruslaan 2. In 1951 trouwde Dick Simonis en ging hij met zijn vrouw wonen op Bergweg 103A (12 juli 1951; gewijzigd op 28 november 1962 in Geroplein 6). Hun volgende adres was Aristoteleslaan 5 (19 juni 1964; gewijzigd op 1 juli 1979 in Aristoteleslaan 23).
Na de lagere school ging Simonis in 1932 naar het Christelijk Lyceum, afdeling hbs op de Linden- laan. In de eerste klas bleef hij zitten. Op die school behaalde hij het hbs-diploma in iedergeval niet. Mogelijk heeft hij eindexamen in Amsterdam gedaan, want van 9 maart tot 9 september 1938 stond hij ingeschreven in het bevolkingsregister van Amsterdam. In het schooljaar 1937-1938 zat hij namelijk in de eindexamenklas.
Daarna moest hij zijn dienstplicht vervullen en bijna aansluitend werd hij gemobiliseerd. In verband met de dreigende oorlogssituatie in Europa mobiliseerde Nederland op 28 augustus 1939. De lichtingen 1924 tot en met 1939 van de land- en zeemacht werden onder de wapenen geroepen. In mei 1940 waren waarschijnlijk 300.000 mannen onder de wapenen. Na de capitulatie op 15 mei 1940 werd hij gedemobiliseerd. Over wat hij deed tijdens de jaren 1940-1945 zweeg hij later.
In zijn curriculum vitae (ongedateerd maar van na 1972) vermeldt hij: ‘1945-1950 opleiding afdeling edelsmeden aan de Kunstnijverheidsschool te Amsterdam. 1952 werkzaam als ontwerper-edelsmid in Kopenhagen, Stockholm en Parijs.’
Directeur van de Kunstnijverheidsschool (officieel Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs Amsterdam; in 1968 werd de naam gewijzigd in Gerrit Rietveld Academie) was indertijd Mart Stam (1899-1986). Juist in de jaren dat Simonis onderwijs aan dit instituut volgde, hervormde Stam de vierjarige opleiding. Van het industriële product moest een esthetisch product worden gemaakt. Stam: ‘Wij moeten de mensen niet meer opleiden tot kleine zelfstandigheid kunstnijveraartjes, die al kennen ze hun vak ook door en door, niettemin van honger zullen omkomen, maar we moeten zorgen, dat we hen klaarmaken als ontwerpers, deskundigen, die een leidende positie in de industrie kunnen gaan innemen om daar een heilzame invloed uit te oefenen op het machinaal vervaardigde gebruiksartikel.’ Als leerling van de vakklas metaalbewerken - edelsmeden was de bekende edelsmid en sieraadontwerper Jacob Jacobs (1885-1968) zijn docent.
Om zich verder te bekwamen ging Simonis in 1952 naar Kopenhagen en Stockholm. Daar werkte hij als ontwerper-edelsmid in het edelsmidsbedrijf van Evald Nielsen, bij de zilversmederij Georg Jensen, juwelier Michelsen Dragsted en de firma K. Anderson. Met een verblijf van zes maanden in Parijs sloot hij deze buitenlandse leerperiode af.
Tegen Anneke van Veenendaal in het Utrechtsch Nieuwsblad in 1959 over zijn opleiding: ‘Ik heb altijd al geknutseld en omdat het me wel lag ben ik ermee doorgegaan en kwam ik op de kunstnijverheidsschool in Amsterdam. Toen ik die had afgelopen ben ik naar Scandinavië gegaan en was twee jaar in Kopenhagen. Daar heb ik veel geleerd. De Denen waren eigenlijk voorlopers op het terrein van de moderne vormgeving.’
In 1955 begon Simonis als industrieel ontwerper zijn carrière bij de Gerofabriek, onder leiding van de Deen Georg Nilsson (1888-1975). Over hem zei Simonis: ‘Een precies mannetje van wie ik veel geleerd heb.’ In 1957 ging Nilsson met pensioen en werd Simonis chef van de ontwerpafdeling.
Volgens Rosalie van Egmond begon Dick Simonis in 1940 zijn opleiding aan de Kunstnijverheidsschool in Amsterdam, die hij in 1944 afsloot. Daarna mocht hij van de Gerofabriek naar Kopenhagen, Stockholm en Parijs gaan om zijn kennis en vakmanschap aan te vullen. Zij schrijft verder dat hij in 1945 als ontwerper bij de Gerofabriek begon. In een artikel in Elsevier (Cultuur, 1987) over de tentoonstelling Nederland 1945-1987 wordt gezegd dat hij vanaf 1948 bij de Gerofabriek werkte.
Naast zijn werk bij de Gerofabriek mocht Simonis docentschappen aannemen en als freelancer werken. Omstreeks 1960 werd hij benoemd tot docent aan de cursus Industriële vormgeving van de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten te Den Haag. Tot 1984 heeft hij aan de Academie les gegeven. Bij zijn afscheid ontving hij de Academie-penning. Directeur Joop Beljon (1922-2002) schreef op 19 april 1967: ‘De heer Simonis, over wiens kwaliteiten als industrieel vormgever geen vraagtekens meer bestaan, betoonde zich daarbij een uitnemende leerkracht. Hij is tactvol, bezit een rustig overwicht en weet zijn stof op efficiënte wijze aan de leerlingen over te dragen. De heer Simonis betoonde zich bovendien een waardevolle gesprekspartner in het overleg met directie en collega’s.’
In 1967 werd Simonis benoemd tot leraar aan de Academie voor Industriële Vormgeving te Eindhoven (in 1997 werd de naam gewijzigd in Design Academy Eindhoven). Ook dat docentschap heeft hij jarenlang vervuld.
Als professor - die titel gebruikt hij in zijn curriculum vitea - was hij in 1972 verbonden aan het Nationaal Hoger Instituut voor Bouwkunst en Stedebouw (NHIBS), afdeling Industriële vormgeving, te Antwerpen (België). In zijn brief van 30 maart 1972 aan directeur Vic Goyvaerts legde hij zijn studieprogramma gericht op een design-opgave voor bestek uit.
‘Als programma zou ik willen voorstellen: • Een studie van de eetgewoonte, zowel in eigen woning, als in het restaurant. Waar men thuis eet, in de keuken, in de woonkamer, in bed. Hoe men eet, de houding, enz. Dit kan bepalend zijn voor het uiterlijk en de vorm van het bestek. • Als een en ander onderzocht en besproken is, zullen ontwerpschetsen gemaakt moeten worden van de verschillende eetgereedschappen. • Gedacht wordt in alle denkbare materialen geschikt voor dit doel en in een vervaardiging volgens bekende fabrikage methoden. • Na het bespreken ervan zullen, indien mogelijk, handmonsters gemaakt worden en tevens de definitieve ontwerptekeningen. • Afhankelijk van de grootte van de groep zullen 1, 2 of 3 leerlingen zich gezamenlijk hiermee bezighouden.’
Hij voerde freelance opdrachten uit voor onder andere: Centraal Bloembollen Comité, Geesa, Metaalwarenfabriek Gebroeders Smink te Amersfoort, Saint-Gobain, SHV (Steenkool Handels Vereniging) te Utrecht, Württembergische Metallwarenfabrik (WMF) te Geislingen (Duitsland), Zeister Schoolvereniging en Zilverstad.
De Gerofabriek maakte na 1968 geen winst meer. In 1973 werd aan de onderneming surseance verleend. In Zeist werkten dan nog 370 man. In 1968 was het aantal werknemers nog circa 800. De ene ontslaggolf volgde na de andere. Simonis was in 1974 een van de vele ontslagenen.
In een openhartig interview in 1987 in de cultuurbijlage van Elsevier naar aanleiding van de tentoonstelling Holland in vorm. Vormgeving in Nederland 1945-1987, vertelde Simonis over zijn tijd op de Gerofabriek. Daarin zegt hij: ‘Voor de Gero heb ik veel gemaakt wat me niet beviel.’ Na het lezen van die cri de coeur vraagt men zich af of hij in die twintig jaar op de Ontwerpafdeling van de Gerofabriek artistieke arbeidsvreugde heeft gekend.
Zijn directe chef was directeur Harry Zeiler (1919-?). Van 1954 tot 1969 was deze commercieel directeur. Hij was sinds 1940 in dienst en opgeklommen van vertegenwoordiger tot onderdirecteur-procuratiehouder. Toen Zeiler tot directeur werd benoemd mocht Simonis hem niet meer tutoyeren: ‘Ik heb liever dat je U zegt.’ Dit typeert Zeiler en geeft hun onderlinge verhouding weer.
Zeilers houding was niet alleen zo ten opzichte van Simonis. In het boek over de Gerofabriek met persoonlijke herinneringen van oud-medewerkers komt geen sympathiek beeld van Zeiler naar voren. Jannie Dijkstra, werkzaam bij de Gerofabriek van 1955 tot 1986 op de afdeling Debiteuren/Incasso, zei over hem: ‘De heer Zeiler kwam zelden op kantoor. En als hij er was, dan wist hij niet hoe vlug hij weer weg moest komen. Ons kantoor was ver beneden zijn stand.’ Wim Goedknecht, werkte bij de Gerofabriek van 1935 tot 1974, had het in een gesprek met Zeiler over de Gerofabriek, waarop Zeiler hem corrigeerde en zei: ‘Nee, de Gero is geen fabriek, we hebben het hier over een concern.’ Dat over een man die zei dat hij goede harmonie in de werkkring enorm belangrijk vond.
Al zijn ontwerpen moest Simonis aan Zeiler ter beoordeling voorleggen. Simonis oud-collega Wim Goedknecht op de Ontwerpafdeling zei daarover: ‘Vervolgens ging Simonis naar de directie met zijn ontwerp en dan was deze daar niet altijd door gecharmeerd omdat het ontwerp naar het idee van de directie niet paste in de vraag van de markt op dat moment.’
Zeiler was van mening dat de Gero-klanten een conservatieve smaak hadden. Dat gaf hij toe in zijn brief van 28 januari 1958 aan de directeur van Hoyng-Jungerhans in Tilburg: ‘U stelt het wel niet met zoveel woorden in uw brief, doch wij menen toch te mogen opmaken, dat aan de vormgeving van onze modellen in het bijzonder uit het oogpunt van moderne vormgeving, nog wel eens een en ander mankeert. Wij zijn het daarmede volkomen met u eens.’ Simonis creativiteit voor strakke en moderne vormgeving werd duidelijk beknot, met name door Zeiler.
In het interview in 1987 zei hij: ‘Pas in de jaren vijftig, er zat toen een jongere directie, mochten we met mate experimenteren. In mijn vrije momenten ontwierp ik dingen die ik zelf leuk vond. Die werden echter zelden uitgevoerd, alleen al omdat de vertegenwoordigers (van de detaillisten, hotelketens, KLM, enzovoorts), zeiden dat er naar zulk soort ontwerpen geen vraag was. Zij verkochten liever wat ze zelf thuis ook gebruikten, voor mij zou dat een reden zijn om het thuis dus niet te willen.’ In dat interview had hij het ook over pannen: ‘Grote pannen voor hotels waren ook spannend, omdat die puur functioneel moesten zijn, geen tierelantijnen.’
Over zijn ontwikkeling als industrieel vormgever zei hijzelf in 1959 - hij was nog in de euforie van het zojuist ontvangen Het Gouden Kenteken -: ‘Ik maak niet meer van die slagzwaarden.’ en liet Anneke van Veenendaal een mes zien waaraan alle delen van een gewoon mes, die eigenlijk niet gebruikt worden, weggelaten waren. Het lange lemmet en het korte heft, werden een kort lemmet en een lang heft. Het gedeelte achter aan het snijvlak werd toch nooit gebruikt. Aan de lezers van haar krantenrubriek Vrouwenvaria: ‘En zo zijn al de ontwerpen van Dick Simonis. Ze hebben het weldoordachte dat hemzelf kenmerkt en dat al het overbodige uitsluit zonder aan spontaniteit te verliezen.’
Simonis ontwierp niet alleen bestek en pannen. Van Veenendaal zag verschillende door hem ontworpen meubelstukken in de huiskamer staan. ‘Een handig bureautje, dat uit bijna niets bestaat, en een laag tafeltje kwamen voort uit het knutselbrein van de ontwerper.’
Op onder andere de tentoonstellingen Stainless Steel Design (Ottawa (Canada)1960), Eetgerei van metaal (Stedelijk Museum Amsterdam, 1966), Vormgevers (Stedelijk Museum Amsterdam, 1968), jubileumtentoonstelling ter gelegenheid van het 300-jarig bestaan van de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag (1982) en Holland in vorm. Vormgeving in Nederland 1945-1987 (Stedelijk Museum Amsterdam, Gemeentemuseum Arnhem, Gemeentemuseum Den Haag, Museum Boijmans van Beuningen te Rotterdam en Centraal Museum te Utrecht, 1987) werden door hem ontworpen voorwerpen tentoongesteld.
Op zijn CV staan verder nog tentoonstellingen in Milaan (Italië) 1957, Brussel (België) 1959, 1960, 1962, 1963, Toronto (Canada) 1960, Keulen (Duitsland) 1962, 1963, München (Duitsland) 1963, Stuttgart (Duitsland) 1963, 1965, 1967, 1968 of 1969, Utrecht 1963, 1965, 1973, Sheffield (Groot-Brittannië) 1964, Darmstadt (Duitsland) 1969 en het Stedelijk Museum Amsterdam 1972.
Zijn werk bevindt zich in meerdere openbare collecties, zoals Museum Boijmans van Beuningen te Rotterdam, Stedelijk Museum Amsterdam en Museum of Modern Art (Moma) in New York).
Het werk van Simonis werd meerdere malen onderscheiden, zoals met Het Gouden Kenteken of in het Frans Le Signe d’Or (Brussel), Triënnale (Milaan), Ibesta (Keulen) en Zilveren Noot (Utrecht).
Niet onvermeld mag blijven dat hij lid en verscheidene jaren secretaris is geweest van de in 1959 opgerichte Nederlandse Industrial Design Federatie (NIDF).
In de catalogus van de tentoonstelling Silver Design In Time, gehouden in het Nederlands Zilvermuseum Schoonhoven 2017-2018, wordt over zijn werk geschreven: ‘De voorwerpen die Dick Simonis voor de Gerofabriek ontworpen heeft zijn sober van vorm met een onversierde lijn. Er is harmonie tussen vorm en functie. De invloed van zijn aanvullende opleiding bij de Deense zilversmid Evald Nielsen is zichtbaar.’
Bronnen
www.delpher.nl Geraadpleegd 15-16 september 2021
www.hetutrechtsarchief.nl Geraadpleegd 20 september 2021
http://rkd.nl/nl/explore/artists/72719 Geraadpleegd 16 september 2021
Rosalie van Egmond, Gero zilver voor het volk, Rotterdam 2002, p. 97 e.v.
Gero contouren. Nr. 3 (oktober 1965)
Gerowerkers. Persoonlijke herinneringen Gero Zeist, Meppel 2011
Dank aan Evert van Tellingen, bestuurslid van de Stichting De Zilver-Kamer, voor het mogen inzien van het dossier met originele stukken afkomstig van D.W. Simonis. Voorts veel dank voor de bereidwilligheid voor het beschikbaar stellen van hun documentatiemateriaal van de Gerofabriek aan Erik Rijper in Nieuw-Vennep en Hans Verhoeven in Arnhem.
De Gero- en Sola VraagbaakEnZo Hans-BestekEnZo@outlook.com