De erepenning van de Fabriek van Gouden, Zilveren en Diamanten Werken J.A.A. Gerritsen en haar opvolgers
R.P.M. Rhoen
‘De inrichting voor de vervaardiging van Penningen, Medailles, Kruisen, Distinctives, Lauwerkransen enz., behoort tot de meest modernen op dit gebied.’ — Gids voor de Stichtsche Lustwarande Zeist (circa 1905)
De erepenning van de fabriek
Penningen zijn kleine gedenktekens van metaal en meestal rond. De ‘Dikke van Dale’ omschrijft een penning als: geslagen, gegraveerd, gedreven of in reliëf gegoten, tweezijdig versierd metalen plaatje. Oorspronkelijk was een penning een zilveren geldstuk. Rond 1600 noemde men in Nederland een koperen munt penning. Tegenwoordig is er een groot verschil tussen de termen ‘munt’ en ‘penning’.
Men kent allerlei soorten penningen, bijvoorbeeld historiepenningen, inhuldigingspenningen en familiepenningen. Zij worden bij speciale gelegenheden uitgegeven. Dit zijn voorbeelden van gedenkpenningen. Gedenkpenningen zonder oogje en bestemd om in een etui te liggen worden legpenning genoemd. Een gedenkpenning wordt ook wel eremedaille genoemd. Ze worden uitgereikt als prijs of beloning; bijvoorbeeld als prijs op een tentoonstelling of als beloning voor bijzondere verdiensten. De bekendste eremedailles in ons land zijn waarschijnlijk de eremedailles verbonden aan de Orde van Oranje-Nassau. Sinds de herziening in 1994 van het decoratiestelsel worden ze niet meer uitgereikt. De onderscheiding werd verleend bij een door de koningin getekend Koninklijk Besluit.
Het is dan ook niet vreemd dat op de fabriek van J.A.A. Gerritsen - die in zijn rekest van 10 februari 1902 aan de koningin om hem het predicaat Hofleverancier te verlenen, schreef dat zijn fabriek: ‘voor het vervaardigen van allerlei soorten medailles is ingericht (…) en hem van verschillende Hooggeplaatste personen bewijzen van tevredenheid over geleverde medailles zijn geworden.’ en in zijn briefhoofd had staan: ‘Speciale inrichting tot het vervaardigen van medailles, insignes, kruisen en lauwerkransen’ - aan het personeel bij een dienstjubileum een gedenkpenning werd uitgereikt.
Van 1866 tot 1904 was de fabriek van Gerritsen in Amsterdam gevestigd. Begonnen als een eenmanszaak groeide het personeelsbestand in die jaren tot vijftig personen rond de eeuwwisseling. Vaak begon men als jongen van 12 jaar bij een baas te werken en was men in het algemeen vrij trouw aan het bedrijf. Het bereiken van een dienstjubileum voor het 40e levensjaar was dus zeker niet uitgesloten. Op een viertal foto’s van toen het bedrijf nog in Amsterdam op de Looiersgracht was gevestigd, staan mannen die in die tijd hun jubileum beleefd kunnen hebben.
Door het ontbreken van een bedrijfs- en familiearchief Gerritsen, egodocumenten en ooggetuigenverslagen is de krant de enige bron die hierover informatie kan verschaffen. De krantentitels die via de website delpher.nl beschikbaar zijn, vertellen echter niets over jubilea op de fabriek van Gerritsen in Amsterdam.
Het eerste krantenbericht over een dienstjubileum van een personeelslid op de fabriek van Gerritsen staat in de Weekbode voor Zeist, Driebergen en Omstreken van 19 april 1905. Hierin werd bericht over het 12½-jarig (koperen) dienstjubileum van Hendricus Gerardus Kennedij (1878-1945). Als 13 jarige was hij in 1892 bij Gerritsen in Amsterdam begonnen.
Over zijn 25-jarig (zilveren) jubileum in 1917 werd niet geschreven, terwijl hij wel nog in dienst was. Hij heeft zelfs zijn 40-jarig dienstjubileum mogen vieren. Maar de plaatselijke krant schonk wel in 1919 aandacht aan de zilveren jubilaris Johannes Ockers (1859-1927). In dat krantenbericht staat dat hij van de directie een penning met inscriptie ontving. Hij is eerste van wie bekend is dat hem een gedenkpenning werd uitgereikt.
Toen in 1926 P.I. Prent zijn 25-jarig dienstjubileum vierde, schreef de krant dat hij ‘de gebruikelijke gouden eerepenning’ ontving. Hieruit mag men concluderen, ten eerste: het ‘gebruikelijke’ duidt erop dat er al meerdere zilveren dienstjubilea gevierd zijn dan alleen de gemelde uit 1917, 1919 en 1926, en ten tweede dat alle jubilarissen een gouden penning ontvingen. En dat Kennedij weleens de eerste zal zijn geweest sinds de fabriek in Zeist stond.
Van de jubilarissen tot het fusiejaar 1960 van wie bekend is dat zij bij gelegenheid van hun 25-jarig dienstjubileum een gouden erepenning ontvingen, zijn: J. de Waal (1928), A.F.W. Moen (1929), T. Maat (1932), J. Verschuur (1939) en L.A.G. van Selm (1942).
Er werd door de plaatselijke kranten soms wel en soms niet bericht over jubilea op de zilverfabriek aan de Karpervijver, maar dan werd er niet bij geschreven of zij de erepenning ontvingen en in 1945 werden de namen van zes jubilarissen in het geheel niet vermeld.
De al genoemde Kennedij was in 1932 het eerste personeelslid die 40 jaar in dienst was. Tot het fusiejaar 1960 volgden hem nog tien jubilarissen. Bij de viering van dit jubileum van A.F.G. Hardeveld in 1959 wordt voor het eerst melding gemaakt van een ‘fabrieksmedaille voor veertig jaar trouwe dienst’. De vraag is of de penning voor een 40-jarig jubileum in 1932 werd ingesteld.
Er zijn (nog) geen exemplaren van de erepenning voor een 25 en 40-jarig dienstjubileum uit de periode 1917-1960 bekend. Daarmee is ongewis welke voorstelling en tekst op de erepenningen stond.
De naam Nederlandsche Fabriek van Gouden en Zilveren Werken voorheen J.A.A. Gerritsen wijzigde immers in 1925 in Nederlandsche Fabriek van Gouden en Zilveren Werken Gerritsen en Van Kempen en in 1926 mocht het predicaat Koninklijk voor de naam worden gezet.
De penning ontworpen door Telcs
In 1960 fuseerde de Koninklijke Nederlandsche Fabriek van Gouden en Zilveren Werken Gerritsen en Van Kempen met de Koninklijke Nederlandsche Edelmetaal Bedrijven Van Kempen, Begeer & Vos en ging de zilverfabriek verder onder de naam Koninklijke Nederlandse Fabrieken van Gouden en Zilveren Werken Van Kempen en Begeer.
Na de fusie ontvingen de jubilarissen de erepenning van het model zoals die bij Van Kempen, Begeer & Vos aan jubilarissen werden uitgereikt. Deze erepenningen, het zijn er namelijk twee, zijn wel bekend. Zij zijn een ontwerp van de Hongaarse beeldhouwer en medailleur Eduard Telcs (1872-1948) die van 1920 tot 1922 om politieke redenen in Nederland verbleef. Voor Van Kempen, Begeer en Vos maakte hij in 1921 twee penningen.
Van Kempen, Begeer en Vos (voluit: Koninklijke Nederlandsche Edelmetaal Bedrijven Van Kempen, Begeer & Vos) was in 1919 ontstaan uit de fusie van:
Koninklijke Nederlandsche Fabriek van Gouden en Zilveren Werken J.M. van Kempen & Zoonen te Voorschoten,
Koninklijke Utrechtse Fabriek van Juweelen, Zilverwerken en Penningen van C.J. Begeer te Utrecht en
Fabriek van Gouden en Zilveren werken v/h Jac. Vos & Co. te Rotterdam.
De ere- of historiepenning vertoont aan de voorzijde in hoog reliëf een op een kleed zittende naakte vrouw die met haar rechterhand sieraden uit een mand met goud- en zilverwerk kiest, die omhoog wordt gehouden door een engeltje en met haar linkerhand steunt op een bank waarvan de poten versierd zijn met leeuwenkoppen met het omschrift: N·V·KON·NED·EDELMETAALBEDRIJVEN·VAN KEMPEN·BEGEER·EN·VOS. Op de keerzijde een doornenkrans met bloembladeren, waarbinnen met inscriptieruimte.
De penningen uit 1938 en 1960 zijn ca 60 mm in diameter. Volgens een opgave is de penning uit 1960 in de rand gekeurd ‘zilver’ en is het gewicht 72 gram.
De N.V. Koninklijke Van Kempen en Begeer werd in 1984 aan Corpeq B.V. verkocht en ging verder als B.V. Koninklijke Van Kempen & Begeer. De medewerker M.J.B. de Sain te Zeist, in 1964 in dienst van die N.V. getreden, ontving in 1989 bij gelegenheid van zijn 25-jarig dienstjubileum de erepenning van het bedrijf. Aan de hand van zijn penning blijkt dat aan de penning ten aanzien van het ontwerp uit 1921 twee wijzigingen zijn aangebracht. Het signatuur van Telcs is verwijderd en het omschrift gewijzigd in: B.V. KONINKLIJKE VAN KEMPEN EN BEGEER NEDERLAND ANNO 1835.
Na de fusie in 1960 zal het omschrift vast en zeker ook al zijn veranderd. Maar een exemplaar uit de periode 1960-1984 is (ook hier geldt: nog) niet bekend. Het signatuur zou al in 1960 van de penning kunnen zijn verwijderd.
Op de voorzijde van de andere penning staat in hoog reliëf een geknield engeltje die met een hamer en een handstempel op een aambeeld een penningen of een munt slaat - zoals in de Oudheid de Grieken en de Romeinen munten sloegen - met het omschrift: EDELMETAALBEDRIJVEN-AFDEELING MEDAILLES | UTRECHT.
M.R.J. Brinkgreve noemt deze twee penningen in zijn artikel ‘Eduard Telcs in Holland’ (Elsevier’s geïllustreerd maandschrift, jrg. 41, juli-decembernummer 1931, p. 73 e.v.) reclamepenningen. Of ze door Van Kempen, Begeer en Vos voor reclamedoeleinden zijn gebruikt, is niet bekend. Wel is zeker dat ze bij dienstjubilea binnen het bedrijf aan de jubilarissen werden uitgereikt. Zoals reeds vermeld zijn er drie exemplaren bekend (1938, 1960 en 1989). De penningen werden van brons, zilver, verguld zilver en goud gemaakt. Omdat de penningen uitgereikt werden bij jubilea kan het zijn dat de penning met het engeltje die een penning of munt slaat, uitgereikt werd aan een jubilerende goud- of edelsmid en de andere penning aan het overig personeel.
Tussen 1960 en 1984 werd één 60-jarig jubileum gevierd (1961), vier 50-jarig-jubilea (1960, 1964, 1967 en 1974), negen 40-jarig jubilea (1964 2x, 1965 2x, 1966, 1967, 1968, 1972 en 1974) en twee 25-jarig jubilea (1965 2x). De krant berichtte in 1960 niet of de gouden jubilaris een penning had ontvangen. Daarentegen wel in 1974, toen ontving hij een gouden exemplaar. Bij vier van de negen 40-jarig jubilea meldde de krant dat de jubilaris een penning had ontvangen van: zilver (1965), verguld zilver (1967, 1974) en geen vermelding van het edelmetaal (1972).
Het zou stug zijn dat de andere jubilarissen geen erepenning - met inscriptie - van de directie zouden hebben ontvangen. De regel was: bij een 25-jarig jubileum zilver, bij een 40-jarig verguld zilver en bij een 50-jarig jubileum goud.
Een gouden horlogeketting als cadeau
Naast de eervolle vermelding met een naamplaat op de ‘wall of fame’ in het fabrieksgebouw aan de Karpervijver en de uitreiking van de erepenning van de zilverfabriek ontvingen de jubilarissen van de directie nog een stoffelijke blijk van waardering. De al meermalen genoemde Kennedij ontving in 1905 ter gelegenheid van zijn 12½-jarig jubileum van de directie een gouden horloge met inscriptie. Hetzelfde cadeau ontving een jaar later ook Ockers bij dezelfde gelegenheid.
Dat H.A. Weenink in 1913 12½ jaar aan de fabriek was, is alleen bekend van zijn advertentie die hij in de krant plaatste om iedereen te bedanken. Welk cadeau hij ontving is dan ook van zelfsprekend niet bekend. De krant wijdde in 1926 wel aandacht aan het 12½-jarig jubileum van H. Thierer maar schreef niet welk cadeau hij van de directie ontving. Mogelijk pakte de directie bij een koper jubileum niet meer zo royaal uit.
Eveneens is niet bekend wel cadeau Kennedij in 1917 - hij vierde zijn 25-jarig jubileum - mocht ontvangen. Wel van Ockers, die kreeg een gouden horlogeketting. Het ligt voor de hand dat Kennedij - beiden hadden al een gouden horloge ontvangen - dan ook een gouden horlogeketting heeft gekregen. Aan de heren De Waal (1928), Moen (1929), Van der Sluijs (1940) en Van Selm (1942) werd bij hun 25-jarig jubileum door de directie een gouden horlogeketting geschonken.
In de Eerste Wereldoorlog werd het polshorloge op het slagveld populair en langzamerhand kwam het steeds meer in zwang in de burgermaatschappij. Een horlogeketting voor een zakhorloge was op den duur niet meer het gewenste cadeau. Steeds vaker werd - vanaf de 50-er jaren was het regel - door de directie een cadeau onder couvert aangeboden. Kennedij was de eerste aan wie in 1932 bij zijn 40-jarig dienstjubileum een enveloppe met inhoud werd aangeboden. Hij had tenslotte al een zakhorloge en een horlogeketting.
Er werd ook rekening gehouden met de persoonlijke wens van de jubilaris. Prent kreeg in 1926 in plaats van een horlogeketting een clubfauteuil aangeboden en Van Hardeveld in 1959 een fiets.
De jubilarissen die in Zeist hebben gewerkt
Aan de hand van de berichten in de Zeister nieuwsbladen is deze reconstructie gemaakt van de jubilea. Van de met een * gemerkte namen zijn geen krantenberichten gevonden, maar afgeleid van een jubileum in een later jaar.
12 ½ jaar (koper)
1905 H.G. Kennedij 1906 J. Ockers 1913 H.A. Weenink 1914 P.I. Prent* 1926 H. Thierer 1937 W. van Tellingen* 1947 A. den Hartoog 1949 W. Dekker 1949 G. van Eck 1949 H.J. van Soest 1949 J.A. Visser 1949 J.S. Visser 1950 J.M. Dirksen 1950 Mw. A.J.E. den Hartoog-Muysert 1951 Joh. Duyndam 1951 C. Kloot 1951 H.A. Lam
25 jaar (zilver)
1916 J.A. Gerritsen, directeur 1917 H.G. Kennedij* 1919 J. Ockers 1926 P.I. Prent 1928 J. de Waal 1929 A.F.W. Moen 1929 J.H. Steenbeek 1932 T. Maat 1935 Th. Wip* 1935 H.J. Wolf* 1939 G.H.E. van de Peppel* 1939 J. Verschuur 1940 M. van der Sluijs 1942 L.A.G. van Selm 1944 H. Dirkse* 1944 A.F.G. van Hardeveld* 1947 Mw. G. Neef 1949 A.E. van Kempen 1949 W. van de Lagemaat 1949 A.N. van Sandwijk 1949 F.H. Schouten 1949 W. van Tellingen 1949 W.K. van Veenendaal 1950 Ch.W. van Kempen 1950 H.W. Marree 1950 Mw. J. Rondeel 1950 J.W. Rotscheid 1950 N. Verhoeven 1951 B.A.J. Steenkamp 1951 H. van Tellingen 1951 G.H. van Ewijk 1952 R.G. van Elst* 1953 F. van Ee* 1957 J.Th. Kraan* 1959 D.J. van Ravenswaaij* 1959 W. van Tellingen* 1965 G. Beran 1965 J.C. Steenbeek 1966 G. Benschop
40 jaar (robijn) 1932 H.G. Kennedij 1941 P.I. Prent 1943 J. de Waal 1947 T. Maat 1950 Th. Wip 1950 H.J. Wolf 1954 G.H.E. van de Peppel* 1954 J. Verschuur 1957 L.A.G. van Selm 1959 H. Dirkse 1959 A.F.G. van Hardeveld 1964 W. van Tellingen 1964 W.K. van Veenendaal 1965 H.W. Marree 1965 J.W. Rotscheid
1966 H. van Tellingen 1967 R.G. van Elst 1968 F. van Ee 1972 J.Th. Kraan 1974 D.J. van Ravenswaaij
45 jaar (saffier) 1949 J.H. Steenbeek
50 jaar (goud) 1916 J.A.A. Gerritsen, oprichter 1951 P.I. Prent 1957 T. Maat 1960 H.J. Wolf 1964 G.H.E. van de Peppel 1967 L.A.G. van Selm 1969 A.F.G. van Hardeveld 1974 W. van Tellingen
60 jaar (diamant) 1961 P.I. Prent
Jubilea zonder nadere informatie Mogelijk werd de viering in uitgesteld in verband met de oorlogsomstandigheden. 1945 ing. J. Hammes 1945 J.H. Steenbeek 1945 Stout 1945 NN (6x) 1957 J.Th. Kraan* 1959 D.J. van Ravenswaaij* 1959 W. van Tellingen* 1965 G. Beran 1965 J.C. Steenbeek 1966 G. Benschop
40 jaar (robijn|
1932 H.G. Kennedij 1941 P.I. Prent 1943 J. de Waal 1947 T. Maat 1950 Th. Wip 1950 H.J. Wolf 1954 G.H.E. van de Peppel* 1954 J. Verschuur 1957 L.A.G. van Selm 1959 H. Dirkse 1959 A.F.G. van Hardeveld 1964 W. van Tellingen 1964 W.K. van Veenendaal 1965 H.W. Marree 1965 J.W. Rotscheid 1966 H. van Tellingen 1967 R.G. van Elst 1968 F. van Ee 1972 J.Th. Kraan 1974 D.J. van Ravenswaaij
45 jaar (saffier)
1949 J.H. Steenbeek
50 jaar (goud)
1916 J.A.A. Gerritsen, oprichter 1951 P.I. Prent 1957 T. Maat 1960 H.J. Wolf 1964 G.H.E. van de Peppel 1967 L.A.G. van Selm 1969 A.F.G. van Hardeveld 1974 W. van Tellingen
60 jaar (diamant)
1961 P.I. Prent
Jubilea zonder nadere informatie
Mogelijk werd de viering in uitgesteld in verband met de oorlogsomstandigheden. 1945 ing. J. Hammes 1945 J.H. Steenbeek 1945 Stout 1945 NN (6x)