Veertien borstbeelden van het Huis Oranje-Nassau op penningen en theelepeltjes
R.P.M. Rhoen
In de loop van de negentiende eeuw groeide in Zeist de aanhankelijkheid voor het Huis Oranje-Nassau. Op allerlei wijzen werd die liefde voor het koningshuis getoond. In de viering van verjaardagen, geboorten en huwelijken, bij inhuldigingen en regeringsjubilea. Het meeleven bij overlijden van leden van de koninklijke familie. Het geven van straatnamen. Het planten van Oranjebomen.
In 1924 leefde zelfs de hoop dat Slot Zeist aangekocht zou worden voor prinses Juliana. De afstand tussen Paleis Soestdijk en Zeist is niet groot. Functies aan het Hof of er diensten aan mogen verlenen hebben die band versterkt. Officiële en particuliere bezoeken van leden van de koninklijke familie aan Zeist sinds het midden van de achttiende eeuw zijn talrijk. In de antichambre - de voorkamer - kan de bezoeker hierover lezen.
In de Blauwe Zaal worden bruiklenen van de Koninklijke Verzamelingen en het Nederlands Zilvermuseum in Schoonhoven getoond. Deze voorwerpen werden in de zilverfabriek op de Karpervijver op korte afstand van Slot Zeist vervaardigd. Zij tonen het vakmanschap dat door de ‘Koninklijke Nederlandsche Fabriek van Gouden en Zilveren Werken Gerritsen en Van Kempen’ in Zeist geleverd werd. Met de woorden van directeur Van Kempen uit 1940: ‘Vrijwel alles is handwerk, handwerk dat op een zeer hoog peil staat. Wij hebben ciseleurs, graveurs, monteurs, die ware meesters in hun vak zijn.’ Emailleurs kan hieraan worden toegevoegd. Het bewijs hiervan is in de vitrines te bewonderen. Topstukken zijn de twee grote zilveren plaquettes van J.C. Wienecke in lijsten van C.A. Lion Cachet uit de fabriek van Gerritsen & Van Kempen ter gelegenheid van het 25-jarig regeringsjubileum van koningin Wilhelmina in 1923 naast de doorgang links en rechts.
In de Oranje Zaal trekt de oranjekleurige achterwand met memorabilia direct de aandacht. Bruiklenen van onder andere Koninklijke Begeer | W. van Veluw BV en particulieren samen met objecten uit de eigen collectie zijn er uitgestald.
Soms worden op een expositie voorwerpen of (deel)collecties samen gebracht die normaliter nooit samen te bezichtigen zijn. Ook op deze expositie. In de tweede vitrine aan de rechterzijde in de Oranjezaal ligt een serie van veertien penningen met op de voorzijde de borstbeelden en op de keerzijde de heraldische wapens van de stadhouders Willem I van Oranje, Maurits, Frederik Hendrik, Willem II, Willem III, Willem IV en Willem V, de koningen Willem I, Willem II en Willem III, de koninginnen Emma en Wilhelmina, prins-gemaal Hendrik en prinses Juliana. De ZilverKamer Zeist bezit een serie in zilver en een serie in brons. Deze penningen hebben een diameter van 50 mm.
Uit een particulier collectie liggen er dezelfde a eeldingen van de stadhouders Willem I van Oranje, Maurits, Frederik Hendrik, Willem II, Willem III, Willem IV en Willem V. De forse grootte van 113 mm maakt dit zevental uniek. In tegenstelling tot de penningen van 50 mm staat op de keerzijde geen afbeelding.
Deze veertien borstbeelden zijn ook gebruikt voor een set theelepeltjes. Op het steeluiteinde zijn de beelden in een ovaal cartouche van 10 x 15 mm aangebracht. De lengte van de lepeltjes is 115 mm. In de vitrine wordt deze set uit een particuliere collectie getoond in de originele blauwkleurige cassette. Alleen van deze set is de verblijfplaats bekend.
Met de theelepeltjes werd door Gerritsen & Van Kempen in de omroepgids van de Katholieke Radio Omroep (KRO) en van de Nederlandse Christelijke Radio Vereniging (NCRV) van 22 december 1934 geadverteerd en in haar catalogus ‘Klein beginnen’ (te zien op de expositie).
Op de houten tafel aan de rechterwand zitten twee ronde bronzen plaquettes waarop dezelfde penningen zijn bevestigd. Aan de linkerkant die van de stadhouders en aan de rechterkant van de drie koningen en de twee regerende koninginnen, prins-gemaal Hendrik en prinses Juliana. Van eenieder is in kleiner formaat de penning met hun wapen opgebracht. Met op de middenstip van de plaquette met de borstbeelden van de stadhouders de prinsenkroon en op die ander de koningskroon. Het zijn unica en maken deel uit van de collectie van De ZilverKamer Zeist.
De penningen zijn voor Gerritsen & Van Kempen ontworpen door de bekende medailleur Johannes Cornelis Wienecke (1876-1945). Het is interessant te zien hoe een ontwerp op diverse wijzen te gebruiken is.
Men kan de vraag stellen waarom Gerritsen & Van Kempen voor de uitgifte van deze serie penningen in 1934 heeft gekozen. Antwoord op deze vragen is niet zomaar te geven. De twee meest voor de hand liggende redenen zijn de 25e verjaardag van prinses Juliana op 30 april en de herdenking van de 350e sterfdag van Willem I van Oranje - bijgenaamd de Zwijger - op 10 juli.
De volgende vraag: was er wel behoefte aan deze serie penningen? In 1930 had Koninklijke Begeer bij gelegenheid van de 50e verjaardag van koningin Wilhelmina een vergelijkbare serie van 24 penningen ontworpen door J.J. van Goor uitgebracht. De stalen matrijs (moederstempel) van de penning met het borstbeeld van Frederica Louisa Wilhelmina van Pruisen (1774-1837), gemalin van koning Willem I, staat in diezelfde vitrine.
Als men de penningen naast elkaar ziet liggen, zou men kunnen denken te kijken naar de stamboom van het Huis Oranje-Nassau. Van Willem I van Oranje tot prinses Juliana. Dat is echter onjuist. Met het kinderloos overlijden van Willem III in 1702 stierf de Oranje-Nassau-tak van Willem I van Oranje in mannelijke lijn uit.
Het Koninklijk Huis stamt af van Johan de Oude (1535-1606), een jongere broer van Willem I van Oranje. Deze tak stierf in mannelijke lijn met de dood van koning Willem III in 1890 uit. Door de grondwetswijziging van 1887 kon prinses Wilhelmina hem opvolgen. Zij was wel de laatste telg van het stamhuis Oranje-Nassau.
Om de dynastieke naam Oranje-Nassau te behouden werd bij Koninklijk Besluit van 8 februari 1901 bepaald dat de kinderen geboren uit het huwelijk van koningin Wilhelmina en prins Hendrik de geslachtsnaam Oranje-Nassau zouden dragen gevolgd door de geslachtsnaam van de vader, dus prins(es) van Oranje-Nassau, hertog(in) van Mecklenburg. In deze serie begint de stamboom van prinses Juliana bij stadhouder Willem IV en met haar moeder in vrouwelijke lijn voortgezet.
Tijdens de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden (1588-1795) was Nederland een bond van autonome provincies. Zij bestond uit Gelderland, Holland, Zeeland, Utrecht, Friesland, Overijssel, Groningen en Drenthe. De staten van elke provincie benoemden zijn eigen stadhouder. Twee zonen van Johan de Oude hebben het stadhouderschap van Friesland bekleed. Willem Lodewijk (1560-1620) van 1584-1620 en Ernst Casimir (1573-1632) van 1620-1632. De nazaten van Ernst Casimir hebben deze functie tot 1795 bekleed.
Als het in de bedoeling lag de stamboom van prinses Juliana te presenteren dan hadden Willem Lodewijk (1560-1620), Ernst Casimir (1573-1632), Hendrik Casimir I (1612-1640), Willem Frederik (1613-1664), Hendrik Casimir II (1657-1696) en Johan Willem Friso (1687-1711) een penning met hun borstbeeld in deze serie moeten krijgen.
Na de dood van Johan de Oude in 1606 werd het graafschap Nassau-Dillenburg verdeeld in Nassau-Dietz, Nassau-Beilstein, Nassau-Hadamar (in mannelijke lijn uitgestorven 1711), Nassau-Dillenburg (in mannelijke lijn uitgestorven 1739) en Nassau-Siegen (in mannelijke lijn uitgestorven 1743). Na het uitsterven in mannelijke lijn werden de graafschappen herenigd in Nassau-Dietz. Willem Frederik van Nassau-Dietz werd in 1654 door de Duitse keizer tot rijksvorst verheven en daarmee droegen de Friese stadhouders de vorstentitel.
Willem I van Oranje, Maurits, Frederik Hendrik, Willem II, Willem III, Willem IV, Willem V, de koningen Willem I, Willem II en Willem III droegen de titel prins van Oranje, ontleend aan het prinsdom Orange in het zuiden van Frankrijk. Het was het een dwergstaat - groter als Monaco en kleiner als Liechtenstein -, het bezit ervan gaf wel aanzien omdat het een soeverein vorstendom was.
In 1530 erfde René van Nassau-Breda (1519-1544) Orange - in het Nederlands Oranje - en vanaf die tijd noemde hij zich René van Chalon. Hij is de eerste uit het Huis Nassau die zich prins van Oranje mocht noemen. Het huwelijk van René met Anna van Lotharingen (1522-1568) bleef kinderloos. Hij benoemde zijn neef Willem van Nassau-Dillenburg (1533-1584) tot zijn erfgenaam en zo werd deze de stichter van het Huis Oranje-Nassau. Met het kinderloos overlijden van zijn achterkleinzoon Willem III in 1702 stierf het Huis Oranje- Nassau in mannelijke lijn uit.
Willem III had als erfgenaam van het prinsdom Oranje zijn hiervoor genoemd familielid Johan Willem Friso van Nassau-Dietz (1687-1711) benoemd. Tussen deze en de Pruisische koning Frederik I (1657-1713) ontstond een conflict over de erfenis, omdat het testament van Frederik Hendrik en van Willem III met elkaar in tegenspraak waren.
In 1713 lijfde koning Lodewijk XIV het prinsdom Oranje bij Frankrijk in, terwijl de titel en het wapen van Oranje aan de koning van Pruisen - Huis Hohenzollern - werd afgestaan. De Friese Nassaus verwierven in 1732 titel en wapen - die zij sinds 1702 waren blijven gebruiken - ten gevolge van een verdrag met Pruisen, waarmee de erfeniskwestie werd beëindigd. De titel werd in 1815 bij het ontstaan van het koninkrijk een dynastieke titel, gedragen voor de oudste zoon van de koning. De laatste prins van Oranje uit de Friese tak van het Huis Oranje-Nassau was de in 1884 overleden prins Alexander.
De prinsentitel werd gedragen door:
• 1530-1544 René van Nassau-Breda (1519-1544)
• 1544-1584 Willem I (1533-1584)
• 1584-1618 Filips Willem (1554-1618)
• 1618-1625 Maurits (1567-1625)
• 1625-1647 Frederik Hendrik (1584-1647)
• 1647-1650 Willem II (1626-1650)
• 1650-1702 Willem III Hendrik (1650-1702)
• 1702-1711 Johan Willem Friso (1687-1711)
• 1711-1751 Willem IV Karel Hendrik Friso (1711-1751)
• 1751-1806 Willem V Batavus (1748-1806)
• 1806-1815 Willem I Frederik (1772-1843)
• 1815-1840 Willem II Frederik George Lodewijk (1792-1849)
• 1840-1849 Willem III Alexander Paul Frederik Lodewijk (1817-1890)
• 1849-1879 Willem Nicolaas Alexander Frederik Karel Hendrik (1840-1879)
• 1879-1884 Willem Alexander Carel Hendrik Frederik (1851-1884)
Als prins waren Willem I van Oranje, Maurits, Frederik Hendrik, Willem II en Willem III in status hoger dan hun Friese familieleden. Werd er daarom voor gekozen om hen op een penning af te beelden? Dan was Filips Willem, die zijn vader als prins van Oranje was opgevolgd en het prinsdom aan zijn halfbroer Maurits vererfde, ook ‘penningwaardig’ geweest.
Prinses Juliana heeft de titel prinses van Oranje niet gedragen. Voor de prinses die de vermoedelijke troonopvolgster was, werd dat pas mogelijk gemaakt met de grondwetswijziging van 1983.
Op de Beatrix-beker uit 1938 wordt de geschiedenis van Nederland op dezelfde verhaald als op de veertien penningen. Nederland wordt als een eenheidsstaat voorgesteld, maar dat werd Nederland pas tijdens de Bataafse Republiek (1795-1806).
Lieten Wienecke en Gerritsen & Van Kempen zich leiden door Hollandse dominantie?
Onbeantwoorde vragen over het waarom van deze serie. Maar de penningen zijn prachtig en voor enkele maanden samen te bewonderen op deze expositie waar Zeist trots op mag zijn.