Historische edelsmeedtechnieken

Gereedschappen voor zilverbewerking

Stichting De ZilverKamer Zeist is in het bezit van diverse collecties gereedschap van zilversmeden die werkzaam waren in de Zeister zilverindustrie. In dit artikel wordt het gebruik van het gereedschap voor het ambacht van zilver- of goudsmid nader uitgelegd.

De Heilige Eligius (beschermheilige onder andere voor goud- en zilversmeden) in zijn werkplaats. Hijzelf hamert een beker, links trekt een gezel voor filigraan, rechts wordt een stempel op metaal geslagen (gravure, ca. 1450).


De Encyclopédie ou dictionnaire raisonné des sciences, des arts et des métiers (‘Encyclopedie of beargumenteerd woordenboek van de wetenschappen, kunsten en beroepen’)
is een achttiende-eeuwse encyclopedie. De eerste 28 delen zijn in Frankrijk gepubliceerd tussen 1751 en 1772. Het werk was een intellectuele en artistieke onderneming die het boegbeeld werd van de Verlichting in Frankrijk. Naar de redacteuren Denis Diderot en Jean le Rond d’Alembert wordt dit werk ook wel aangeduid als de ‘Encyclopedie van Diderot en d’Alembert ’. De verlichte medewerkers die ze rond zich verzamelden, worden de Encyclopedisten genoemd. Hun werk werd in katholiek Europa en in Rusland verboden, maar kende niettemin grote verspreiding en weerklank.

Het boek is voor ons onder andere interessant omdat er enkele afbeeldingen in staan die een getrouwe afspiegeling lijken te geven van de praktijk in de werkplaats van de edelsmid in de late middeleeuwen en de vroegmoderne tijd. De gravure van de ‘Meester van de Bileam’ (zie hierboven), die zelf mogelijk goudsmid was, is hiervan de oudste. Ook de twee gravures van Étienne Delaune uit 1576 bieden informatie. In de eerste prent zijn bijvoorbeeld twee gezellen aan het hameren en het ciselleren. In de andere prent zijn de edelsmid en zijn gezellen bezig met onder andere het vervaardigen van filigraan, graveren en het gloeien van een werkstuk in de oven.

•   Edelsmeden aan het werk (17e eeuw).

De voornaamste bronnen zijn evenwel de vele edelsmeedvoorwerpen die bewaard bleven en zich nu in verscheidene musea en kerkschatten bevinden.

Vanaf ongeveer de zeventiende eeuw gaan edelsmeden zich meer specialiseren en wordt het onderscheid tussen goudsmeden en zilversmeden, dat waarschijnlijk in de praktijk al langer bestond, gereguleerd. Goudsmeden hielden zich bezig met wat voorheen het werk van de edelsmid was: sieraden en kleine gebruiksvoorwerpen. De zilversmeden worden vaak nog uitgesplitst in groot- en kleinwerkers. Voornamelijk op basis van de omvang van hun producten.

In tegenstelling tot wat men zou denken, zeggen de termen edelsmid, goudsmid of zilversmid weinig over het materiaal waarmee de smid werkt, maar destemeer over het eindproduct. Een goudsmid maakt in principe unieke sieraden en kunstvoorwerpen; een zilversmid daarentegen maakt voornamelijk gebruiksvoorwerpen, zoals tafelzilver, kandelaars, tabaksdozen, liturgisch vaatwerk enz.

Een smid die zilveren sieraden maakt, wordt toch tot de goudsmeden gerekend. Omgekeerd kan een zilversmid in principe gebruiksvoorwerpen van goud vervaardigen. Het onderscheid tussen beide beroepen is echter niet strikt. Zo produceerde de Maastrichtse zilversmid Franciscus Wehry (1656-1727) naast een groot aantal gebruiksvoorwerpen, ook een aantal zilveren borstbeelden en reliëfs. Sommige tafelzilverstukken zijn dusdanig kunstzinnig vormgegeven, dat ze tot de kunstvoorwerpen gerekend kunnen worden. Bij massaproductie van sieraden wordt over het algemeen niet van edelsmeedkunst gesproken.

F. Wehry, reliëf Berninifontein (1710-12). Schatkamer Sint-Servaasbasiliek.

Kijkende naar de gebruikte gereedschappen is de gelijkenis met de oudere prenten opvallend. De werkzaamheden lijken op een wat grotere schaal plaats te vinden maar de materialen, gereedschappen en technieken zijn onveranderd gebleven. Het behoudende karakter is dan ook een kenmerk van de edelsmeedkunst. In de 21e eeuw worden nog veel van de historische technieken op vrijwel gelijke wijze toegepast.

Atelier van een zilversmid, eind 2019.

Gebruikte technieken

De voornaamste materialen die de edelsmid gebruikt zijn vanzelfsprekend de edelmetalen, waarvan alleen goud en zilver historisch van belang zijn. Daarnaast werden vele andere kostbare materialen gebruikt ter decoratie. Te denken valt aan edelstenen, halfedelstenen, parels, parelmoer, ivoor, gemmen en cameeën. Om de grondvorm van zijn ontwerp te vervaardigen staan de edelsmid twee verschillende basistechnieken ter beschikking: hameren en gieten.

Hameren — wordt meestal toegepast in zilver of rood koper. Het uitgangspunt is een vlakke plaat. Met behulp van verschillende vormen hamers wordt de plaat om een klein aambeeldje (een tas) heen gemodelleerd. Tijdens dit proces wordt het metaal steeds harder en brosser doordat de molecuulstructuur verdicht wordt. Daarom moet gedurende het hameren het object regelmatig gegloeid worden in de oven en daarna in water gekoeld. Hierdoor wordt de structuur hersteld en krijgt het metaal zijn elasticiteit terug. Zilver of koper wordt dus, in tegenstelling tot ijzer, niet gesmeed als het heet is.

Kenmerkende structuur ontstaan door het hameren.

Het eigenlijke hameren bestaat uit twee tegengestelde handelingen: het uitdiepen (ook wel: rekken, of opdiepen) en het stuiken (ook wel: intrekken). De edelsmid begint met het uitdiepen van de vorm. Hij slaat de plaat naar beneden rond de tas zodat de plaat steeds dunner wordt. Hierbij wordt een volkomen afgeronde bolhamer gebruikt. Bij het stuiken wordt het metaal daarna door het hameren juist enigszins samengedrukt. De edelsmid slaat het metaal dan naar boven en naar binnen. Het aambeeld heeft bij deze handeling een puntige vorm en wordt staak genoemd. Gehamerde objecten kenmerken zich doordat de hamerslag altijd zichtbaar blijft aan het oppervlak.

Aan het einde van de achttiende eeuw deed een nieuwe techniek zijn intrede: het forceren. Hierbij wordt de metalen plaat meedraaiend met een roterende klos met kracht daar omheen gewrongen. De klos heeft de vorm van de binnenzijde van het gewenste object.

Forceren — Forceren is een mechanische vormgevingstechniek voor metalen waarbij het metaal in een bepaalde vorm wordt gedwongen. Forceren wordt meestal gedaan op een draaibank waarbij het metaal over een vorm wordt gedwongen door er hard tegen te duwen terwijl het ronddraait. Dit type draaibank heet forceerbank. Het metaal zelf wordt niet speciaal verwarmd of op een andere manier gemakkelijker vervormbaar gemaakt. De forceerder klemt een rond plaatje metaal tussen de meedraaiende center en het smalste gedeelte van de matrijs (‘klos’). De bank gaat draaien en de forceerder drukt stapsgewijs het metaal over de matrijs. Hierdoor ontstaat een hol rond product zoals een beker of reflector.

Het forceren van een stalen plaat naar een lampenkap.

De bewerking - het forceren - is te vergelijken met vormen van een werkstuk van klei op een pottenbakkersschijf. Daarbij vervullen de handen de functie van het forceergereedschap. Het vakmanschap uit zich in het gelijkmatig houden van de wanddikte van het metaal in het eindproduct. Het alleen naar voren ‘dwingen’ van het snel draaiende metaal maakt het materiaal dunner. Om te voorkomen dat het materiaal gaat scheuren wordt iedere beweging naar voren gevolgd door een beweging terug (stuiken). Tijdens het forceren, waarbij het materiaal door de wrijving warm wordt, wordt het oppervlak permanent vet gehouden om te voorkomen dat het gladde, zeer geharde, metaal van het gereedschap zich ‘invreet’ in het snel draaiende metaal. De forceertechniek wordt veel toegepast voor het vervaardigen van bijvoorbeeld metalen lampenkappen of keukengerei zoals pannen en deksels.

Gieten —  Is een andere methode die de edelsmid kan gebruiken om een object te vormen. Een groot verschil met hameren is dat eerst een model op ware grootte gemaakt moet worden waarnaar gegoten kan worden. Aangezien gieten relatief veel materiaal vergt - de gietsels worden meestal massief - wordt de techniek maar spaarzaam toegepast. Er bestaan twee belangrijke methoden die binnen de edelsmeedkunst toegepast worden.

Verlorenwasmethode — Hierbij wordt het model in was gevormd, waarna het in gips gegoten wordt. Na uitharding van het gips wordt de was door verhitting verdreven, zodat een mal ontstaat waarin het object gegeoten kan worden.

Zandgietmethode — Hierbij wordt een gietraam gebruikt dat uit twee helften bestaat. Het eerste raam wordt gevuld met Brusselse aarde of een vergelijkbare substantie. Hier wordt vervolgens het model in gedrukt. De andere helft van het gietraam wordt hier nu opgeplaatst en eveneens met zand gevuld. De twee helften worden dan van elkaar gehaald en het model wordt verwijderd. Er worden gietkanalen en ontluchtingskanalen aangebracht en de twee helften (met ieder een halve afdruk van het model) worden weer op elkaar geplaatst. Nu kan het vloeibare metaal in de vorm gegoten worden. Deze zandgietmethode werd in de zestiende eeuw door de goudsmid Wenzel Jamnitzer tot in de perfectie verfijnd. Hij goot allerhande levende zaken af, zoals blaadjes en diertjes.

Drijven — Deze techniek wordt toegepast bij gehamerde zilveren voorwerpen. Bij gegoten voorwerpen kunnen decoraties vaak meegegoten worden. Het is een techniek die verwant is met hameren maar waarbij de edelsmid zo mogelijk nog subtieler te werk moet gaan.

Evenals bij het hameren is het noodzakelijk om het object met regelmaat te gloeien om zo te voorkomen dat het te bros wordt en zou kunnen barsten. Bij drijven wordt niet direct met een hamer op het metaal gewerkt maar maakt de edelsmid gebruik van ponsjes om de kracht over te brengen. Deze ponsen zijn korte, afgeronde metalen staafjes in vele verschillende formaten en vormen.

Bij het drijven werkt de goudsmid vanaf de achterkant van het werkstuk en drijft van daar het zilver naar voren zodat aan de voorzijde een bolling ontstaat. Om dit zo gecontroleerd mogelijk te kunnen doen wordt eerst aan de voorzijde het ontwerp met kleine putjes ingeslagen zodat dit aan de achterzijde zichtbaar wordt, het zogenaamde inschrooien. Als daarna vanaf de achterkant gewerkt wordt, zet de zilversmid het werkstuk met de voorkant naar onderen vast. Hierbij is het essentieel dat de ondergrond stevig is maar wel ingedeukt kan worden bij het naar voren drijven van het metaal.

Deze ondergrond bestaat dan ook meestal uit een met zand gevuld kussen of een hoeveelheid pek. Sommige ontwerpen vereisen dat hierna vanaf de voorzijde het materiaal weer gedeeltelijk teruggedreven wordt. Deze techniek wordt repousseren (Frans voor terugduwen) genoemd. Het object moet hiervoor omgedraaid worden en de pek aan de achterzijde worden geplaatst. Ook kan vanaf de voorzijde met wat puntigere ponsen een voorstelling in het zilver worden gedreven, dat wordt ciseleren genoemd.

Bewerkte ‘gedreven’ schaal.

Graveren — De techniek van het graveren is in de edelsmeedkunst gelijk aan de wijze waarop het binnen de prentkunst wordt toegepast. Er kan zelfs aangenomen worden dat de gravure als grafische techniek ontstaan is vanuit de gegraveerde decoraties die edelsmeden op hun kunstvoorwerpen aanbrachten. Om hun ontwerpen namelijk te kunnen bewaren nadat het object was afgeleverd, maakten ze een afdruk van de gegraveerde voorstelling op papier.

Bij het graveren wordt met een burijn onder een bepaalde hoek met de druk van de hand een groef in het gladde oppervlak gesneden. Zodoende kan er een decoratie op aangebracht worden. In tegenstelling tot ciseleren wordt bij graveren dus materiaal verwijderd van het object; bij ciseleren wordt het slechts ingedeukt. Door de breed uitlopende punt van de burijn wordt een gegraveerde lijn breder naarmate het werktuig dieper in het metaal geduwd wordt.

De zilveren petitfourschep/taartschep heeft een getordeerde steel en zowel de schep als handvat is sierlijk gegraveerd met tulpen en insecten.

Pointilleren — Deze techniek houdt het midden tussen ciseleren en graveren. Met een puntig metalen staafje (centerpons) en een hamertje wordt een patroon van deukjes aangebracht op het voorwerp. Ookwel een hele kleine ronde beitel. Deze zet hij op het zilver, waarna hij kleine tikjes geeft met zijn hamer. Dit zorgt ervoor dat het zilver versierd wordt met hele subtiele deukjes. De kunst is om een bepaald patroon te creëren met deze deukjes. Denk bijvoorbeeld aan een cirkel rondom een zilveren vaas, of sierlijke krullen op een ring. Met deze methode heb je maar weinig materiaal nodig om een volledig stuk zilverwerk te versieren.

Zilveren nootmuskaatrasp met pointilleer patroon.

Openwerken — Een relatief eenvoudige decoratietechniek waarbij geometrische of figuratieve motieven uit het materiaal verwijderd worden. Hiervoor wordt gebruikgemaakt van hamer en beitel - opus interrasile - of, bij fijnere openingen, de handboor, zaagjes en vijlen.

Er kan zowel negatief als positief gewerkt worden: de decoratie kan verwijderd worden of juist het omliggende metaal. De fijnste opengewerkte voorwerpen worden aangeduid met de term ajourwerk. Vanaf ongeveer 1770 kan voor het openwerken gebruikgemaakt worden van een machinaal proces. Dit wordt vaak kappen genoemd en lijkt enigszins op stansen. Het openwerken wordt hierdoor goedkoper en erg populair bij zilveren voorwerpen.

Opengewerkt bonbonschaaltje met floraal- en oud-Hollands decor.

Filigraan — Filigraanwerk of filigrein is het gebruik van erg dunne draden van zilver of goud binnen de edelsmeedkunst. Deze oude techniek werd tot de 17e eeuw voornamelijk gebruikt om objecten te decoreren en daarna ook als vormende techniek om kleinere voorwerpen te vervaardigen. De naam is afgeleid van het Latijnse filum en granum: een draad van korrels.

Als twee dunne edelmetalen draden in elkaar gedraaid worden, ontstaat enigszins het uiterlijk van aaneengeschakelde granules, als een soort miniatuurkettinkje. Theophilus beschrijft nog een effectievere methode om dit resultaat te bereiken. Hij gebruikt daarvoor  een kleine pers waar de draad doorheen gevoerd kan worden en die bij het persen, door er met een hamer op te slaan, de draad vervormd tot een bolletje. Door dit een groot aantal keer te herhalen wordt een draad van bolletjes verkregen.

Filigrain Zeeuwse zilveren knoop, broekgesp, 19e eeuw.

Een belangrijke eigenschap van goud en zilver is hierbij hun hoge ductiliteit. Van 1 gram zilver kan bijvoorbeeld een draad van 2 km lengte getrokken worden. Voor het vervaardigen van deze lange draden kan vanaf de uitvinding in 1697 de pletmolen worden gebruikt. Voor die tijd was de geëigende techniek de draad met behulp van een tang door steeds kleinere openingen te trekken. Hierdoor wordt de draad telkens dunner en langer. Deze lange dunne draden worden vervolgens in elkaar gedraaid of gevlochten. Het resultaat werd in de Klassieke oudheid vooral gebruikt als een onderdeel van sieraden. In de Karolingische en romaanse periode werd filigraan voornamelijk gebruikt om andere vormen te accentueren. Zo worden ingelegde cabochons vaak met filigraanwerk omzoomd. Met de uitvinding van de pletmolen kan het filigraanwerk ruimer toegepast worden. Juwelenkistjes, bestek en andere kleine voorwerpen worden dan volledig uit filigraan samengesteld.

Met een bolpons worden de parels aangebracht, met een schrooipons zijn de rechte lijnen aangebracht in het object.

Ciseleren — Het maken van een fijne reliëfversiering in metaal (koper, zilver, tin etc). Een een decoratietechniek, waarbij zorgvuldig en minutieus het metalen oppervlak bewerkt wordt met behulp van riffelvijltjes, graveerstekers, ciseleerponsen en een ciseleerhamer.

Vaak wordt meer reliëf verkregen door de achterkant van het metaal te bosseleren of te drijven: er worden deuken geslagen zodat er bollingen ontstaan. Ciseleer- en bosseleerwerk treft men vaak naast elkaar op één en hetzelfde voorwerp aan.

Ciseleren en bosseleren werd al toegepast door de oude Egyptenaren en Grieken. Rond de 17e en 18e eeuw beheersten verschillende Nederlandse zilversmeden het drijven en ciseleren zeer goed.

Afwerkingstechnieken: slijpen en bruneren — Door middel van een bruneerstaal of bruneersteen met agaten eind wordt een hoogglans aangebracht op zilver. Met het bruneerstaal of de bruneersteen wordt met groene zeep (afwasmiddel) op het te polijsten voorwerp hard over het oppervlak gewreven.

Door de hoogglans afwerking van het bruneerstaal of de bruneersteen en de kracht uitgeoefend op het voorwerp, in combinatie met de zachte zeep wordt het voorwerp dichtgewreven.
Als het voorwerp vooraf ook nog in zuur witgekookt is, blijft het langer vrij van aanslag, omdat door het zuur het koper in de edelmetaal opperhuid oplost en men in feite een fijnzilver oppervlak dichtwrijft.

Er ontstaat een zilveren voorwerp met een harde buitenstructuur van nagenoeg zuiver zilver.

Afwerkingstechnieken: polijsten — Met behulp van een polijstmachine kan zilver glanzend gemaakt worden. Oud zilver bestek, antiek zilverwerk of oude gouden sieraden kunnen opnieuw gepolijst worden om weer als nieuw eruit te zien en de glans terug te krijgen.

Het polijsten van goud en zilver vergt veel tijd en oefening. Zilver bestek polijsten is vaak zwaar en kost veel tijd. Voordat er met de machine gepolijst kan worden moet het oppervlak vaak eerst met het fijnste schuurpapier worden geschuurd om vijlsporen, diepe krassen en eventuele ongewenste gravures te verwijderen. Daarna kan de polijstmachine aangezet worden al naar gelang de grote van het voorwerp wat gepolijst dient te worden gebeurd dit met een klein of een groot polijstwiel ingesmeerd met polijstpasta. Eerst met een grof wiel met pasta en daarna met een steeds fijner wiel met hoogglans polijstpasta.

Bruneren, links en polijsten rechts.

Tot zover de meest belangrijke technieken die gebruikt worden in de goud- en zilverindustrie. Verder met de gereedschappen zoals beschreven en getoond in de Encyclopédie ou dictionnaire raisonné des sciences, des arts et des métiers.

Werkplaats van de ‘grootwerker’. Werkstukken: gieten, pletten, hameren en drijven.
Werkplaats en werkstukken van de ‘kleinwerker’.
Werkbank van de goudsmid met de vangdoeken en verschillende typen tassen.
Voorbeelden van verschillende tassen en staken.
Pagina 15Gereedschap van de zilversmid, voornamelijk bolhamers.
Gereedschappen van de goudsmid: burijnen, bolhamers, ponsen en vijlen.


Bronnen

  1. Encyclopédie ou dictionnaire raisonné des sciences, des arts et des métiers
  2. Goud * Zilver * Edelstenen, Ing. J. Hammes
  3. ’t-over-leven
  4. Wikipedia
  5. Zilver.nl
  6. Zilvermuseum Schoonhoven
  7. Versierings-technieken in metaal - Metalartcreations