Modelnamen gegeven aan bestekmodellen van Gerritsen & Van Kempen
R.P.M. Rhoen
Tot aan het begin van de achttiende eeuw werden zilveren lepels uit twee stukken gesmeed, waarbij de steel aan de bak werd gesoldeerd. Om de verbinding van bak en steel te verstevigen liet men aan de steel een naald staan, waarop de bak werd gesoldeerd. De naald wordt ook wel staart of rattenstaart genoemd.
Omstreeks 1700 ging men de lepels uit één stuk smeden. De lepel was steviger als bak en steel uit één stuk waren vervaardigd. In de vormgeving behielden de lepelmakers de naald als ornament in de vorm van een rattenstaart. De verbinding van de rattenstaart tussen steel en bak ontwikkelde zich in het tweede kwartaal van de achttiende eeuw tot een lof. Er zijn verschillende vormen van enkel en dubbel lof. Klijn toont van elke lof twee voorbeelden en noemt als bijzondere varianten enkel lof uitlopend in bladachtig ornament, enkel lof in de vorm van een palmet en dubbel of spits toelopend.
De Haagse zilversmeden - die ook lepels maakten met enkel en dubbel lof - schiepen een aparte vorm: het zogenaamde Haags lof. Het Haags lof werd ook in Delft, Gorinchem, Gouda, Haarlem, Leiden en Rotterdam toegepast. Amsterdam had zijn eigen specifiek dubbel lof.
In de catalogus ‘Zilverwerken’ (circa 1911) van de firma Gerritsen staan op pagina 51 de tafelcouverts 1 v K en 9 v K - echter zonder de toevoeging ‘v K’ - fotografisch afgebeeld. In de ‘Prijscourant van de meest voorkomende modellen van zilver schepwerk’ van Gerritsen & Van Kempen (september 1925) is een tekening van deze twee bestekmodellen opgenomen. Van de lepels wordt op de tekening de achterzijde met het lof getoond.
Als toelichting staat in de prijscourant bij 1 v K vermeld dat de vork rechte hoeken aan de spiegel heeft en de vork van 9 v K ronde hoeken. Hoeken worden ook wel schouders genoemd, maar Gerritsen & Van Kempen sprak van hoeken. De spiegel van een vork is het gedeelte waar de tanden ophouden. 9 v K wordt na 1935 niet meer in brochures en prijscouranten vermeld.
1 v K wordt sinds het midden van de jaren zeventig Haags Lofje genoemd. Deze naam is aan dit model gegeven door Koninklijke Van Kempen & Begeer, de bedrijfsnaam van het edelmetaalconcern na de fusie in 1960 van Gerritsen & Van Kempen met Van Kempen, Begeer & Vos te Voorschoten.
In de brochure ‘Zilver kent geen tijd’ (1979) van Koninklijke Van Kempen & Begeer leest men: ‘Dit model dankt haar naam aan het “Haagse Lofje” als overgang van bak naar steel aan de achterzijde. Een rijk en origineel ontwerp uit de Zeister School dat nog eeuwen elke modewet zal blijven trotseren.’
Als men Haags Lofje noemt moet men ook Hollands Glad noemen, de twee meest geliefde tafelzilvermodellen van Nederland. De modellen 1 v K, 9 v K, 39, 39 R, 800 en 900 van Gerritsen - Gerritsen & Van Kempen waren weliswaar gladde Hollandse modellen, maar geen van deze kreeg de naam Hollands Glad.
In de catalogus ‘Echt Zilver’ (1932) wordt het nieuwe model 250 glad gepresenteerd. ‘Dit tafelzilver munt uit door soberheid van vorm en lijnen. Het komt het meest het origineele gladde tafelzilver nabij, zooals dit in de den gildentijd met zooveel zorg en vakkennis uit de hand werd vervaardigd. Hier is door een zuivere materiaalverdeeling een model verkregen, dat aan de hoogste eischen van degelijkheid en schoonheid voldoet. De achterzijde van de tafel- en dessertcouverts is voorzien van een eenvoudig lofje. De andere voorwerpen zijn van achteren geheel glad. Alle lemmetten zijn vervaardigd van Engelsch roestvrij staal.’ In de brochure ‘Van generatie op generatie’ (1939) staat kort en krachtig: ‘Typisch glad Hollandsch model. Lepelbak rondovaal, keerzijde met nok.’
In 1936 bracht Gerritsen & Van Kempen Keltum Pleet op de markt. ‘Door innige samenwerking van kunst en techniek zijn wij erin geslaagd verzilverde artikelen te fabriceeren, waarbij wij ten volle hebben geprofiteerd van onze jarenlange ervaring als zilverfabrikant.’
Model 250 werd nu ook in Keltum Pleet gefabriceerd en kreeg als nummer P 1. In de brochure ‘Keltum Pleet’ (1937-1939) wordt P 1 omschreven als: ‘Model P 1 is een getrouwe copie van een antiek glad model zilveren lepel en vork uit de 2e helft van de 18e eeuw.’ De nummering veranderde in 1995 in KP 001 (KP = Keltum pleet). Een vijftig jaar later kwam het model ook in edelstaal op de markt met als nummer S 1 en vervolgens in 1997 met nummer KS 001 (KS = Keltum edelstaal).
De modelnaam Hollands Glad is pas door Koninklijke Van Kempen & Begeer aan dit model gegeven. Hij wordt voor het eerst genoemd in de folder ‘Keltum voor nu en (nog) vele jaren’ (1963).
In de brochure ‘Zilver kent geen tijd’ van Koninklijke Van Kempen & Begeer (1979) wordt de nummering Z 250 voor de uitvoering in zilver en P 1 voor de verzilverde uitvoering nog vermeld bij het klassieke model Hollands Glad.
• J. Hammes, Goud Zilver Edelstenen, Amsterdam 1943
• E.M.Ch.F. Klijn, Eet- en sierlepels in Nederland tot ca. 1850, Lochem/Gent 1987