Haags Lofje en Hollands Glad – van modelnummer naar modelnaam

Modelnamen gegeven aan bestekmodellen van Gerritsen & Van Kempen

R.P.M. Rhoen

Rond het einde van de zeventiende eeuw ontstaat het tafelcouvert, waarbij lepel en vork hetzelfde model hebben. Verschillen in model worden daarna bepaald door de vorm van de steel, het steeluiteinde en de bevestiging van de steel, doormiddel van de naald, aan de bak. De naald die door de jaren heen korter en korter werd en uiteindelijk een lobvormige ornament vormde, het ‘lofje’ is naamgevend. ‘Enkel Lof’, ‘Dubbel Lof’, maar ook het bekende ‘Haags Lof’! De foto toont een korte weergave van de evolutie van naald naar lof op de bak van de lepels.

Haags Lofje en Hollands Glad zijn de modelnamen van klassieke bestekmodellen. Naast moderne bestekken blijven deze twee stijlvolle modellen uit een eeuwenoude Hollandse traditie populair. Het zijn modellen waaraan de naam Gerritsen (1904-1925) - Gerritsen & Van Kempen (1925-1960) verbonden is met haar fabriek op de Karpervijver in Zeist. Deze twee bestekken zijn zeer gezocht door verzamelaars van antiek zilver, maar zijn ook als nieuw te koop.


Haags lof

Tot aan het begin van de achttiende eeuw werden zilveren lepels uit twee stukken gesmeed, waarbij de steel aan de bak werd gesoldeerd. Om de verbinding van bak en steel te verstevigen liet men aan de steel een naald staan, waarop de bak werd gesoldeerd. De naald wordt ook wel staart of rattenstaart genoemd.

Omstreeks 1700 ging men de lepels uit één stuk smeden. De lepel was steviger als bak en steel uit één stuk waren vervaardigd. In de vormgeving behielden de lepelmakers de naald als ornament in de vorm van een rattenstaart. De verbinding van de rattenstaart tussen steel en bak ontwikkelde zich in het tweede kwartaal van de achttiende eeuw tot een lof. Er zijn verschillende vormen van enkel en dubbel lof. Klijn toont van elke lof twee voorbeelden en noemt als bijzondere varianten enkel lof uitlopend in bladachtig ornament, enkel lof in de vorm van een palmet en dubbel of spits toelopend.

De Haagse zilversmeden - die ook lepels maakten met enkel en dubbel lof - schiepen een aparte vorm: het zogenaamde Haags lof. Het Haags lof werd ook in Delft, Gorinchem, Gouda, Haarlem, Leiden en Rotterdam toegepast. Amsterdam had zijn eigen specifiek dubbel lof.

links: Het Haags lof op de achterzijde van het oud-Hollands model 1060 van de Zilverfabriek Voorschoten in de catalogus uit 1928.
rechts: Het Amsterdams lof op de achterzijde van het oud-Hollands model 1061 van de Zilverfabriek Voorschoten in de catalogus uit 1928.

Haags Lofje

In de catalogus ‘Zilverwerken’ (circa 1911) van de firma Gerritsen staan op pagina 51 de tafelcouverts 1 v K en 9 v K - echter zonder de toevoeging ‘v K’ - fotografisch afgebeeld. In de ‘Prijscourant van de meest voorkomende modellen van zilver schepwerk’ van Gerritsen & Van Kempen (september 1925) is een tekening van deze twee bestekmodellen opgenomen. Van de lepels wordt op de tekening de achterzijde met het lof getoond.

Als toelichting staat in de prijscourant bij 1 v K vermeld dat de vork rechte hoeken aan de spiegel heeft en de vork van 9 v K ronde hoeken. Hoeken worden ook wel schouders genoemd, maar Gerritsen & Van Kempen sprak van hoeken. De spiegel van een vork is het gedeelte waar de tanden ophouden. 9 v K wordt na 1935 niet meer in brochures en prijscouranten vermeld.

1 v K wordt sinds het midden van de jaren zeventig Haags Lofje genoemd. Deze naam is aan dit model gegeven door Koninklijke Van Kempen & Begeer, de bedrijfsnaam van het edelmetaalconcern na de fusie in 1960 van Gerritsen & Van Kempen met Van Kempen, Begeer & Vos te Voorschoten.

In de brochure ‘Zilver kent geen tijd’ (1979) van Koninklijke Van Kempen & Begeer leest men: ‘Dit model dankt haar naam aan het “Haagse Lofje” als overgang van bak naar steel aan de achterzijde. Een rijk en origineel ontwerp uit de Zeister School dat nog eeuwen elke modewet zal blijven trotseren.’

1 v K Glad. Vork met rechten hoeken aan de spiegel. Achterzijde van lepel en vork met lofje.
9 v K Glad. Vork met ronde hoeken aan de spiegel. Achterzijde van lepel en vork met lofje.

Hollands Glad

Als men Haags Lofje noemt moet men ook Hollands Glad noemen, de twee meest geliefde tafelzilvermodellen van Nederland. De modellen 1 v K, 9 v K, 39, 39 R, 800 en 900 van Gerritsen - Gerritsen & Van Kempen waren weliswaar gladde Hollandse modellen, maar geen van deze kreeg de naam Hollands Glad.

In de catalogus ‘Echt Zilver’ (1932) wordt het nieuwe model 250 glad gepresenteerd. ‘Dit tafelzilver munt uit door soberheid van vorm en lijnen. Het komt het meest het origineele gladde tafelzilver nabij, zooals dit in de den gildentijd met zooveel zorg en vakkennis uit de hand werd vervaardigd. Hier is door een zuivere materiaalverdeeling een model verkregen, dat aan de hoogste eischen van degelijkheid en schoonheid voldoet. De achterzijde van de tafel- en dessertcouverts is voorzien van een eenvoudig lofje. De andere voorwerpen zijn van achteren geheel glad. Alle lemmetten zijn vervaardigd van Engelsch roestvrij staal.’ In de brochure ‘Van generatie op generatie’ (1939) staat kort en krachtig: ‘Typisch glad Hollandsch model. Lepelbak rondovaal, keerzijde met nok.

In 1936 bracht Gerritsen & Van Kempen Keltum Pleet op de markt. ‘Door innige samenwerking van kunst en techniek zijn wij erin geslaagd verzilverde artikelen te fabriceeren, waarbij wij ten volle hebben geprofiteerd van onze jarenlange ervaring als zilverfabrikant.

Model 250 werd nu ook in Keltum Pleet gefabriceerd en kreeg als nummer P 1. In de brochure ‘Keltum Pleet’ (1937-1939) wordt P 1 omschreven als: ‘Model P 1 is een getrouwe copie van een antiek glad model zilveren lepel en vork uit de 2e helft van de 18e eeuw.’ De nummering veranderde in 1995 in KP 001 (KP = Keltum pleet). Een vijftig jaar later kwam het model ook in edelstaal op de markt met als nummer S 1 en vervolgens in 1997 met nummer KS 001 (KS = Keltum edelstaal).

De modelnaam Hollands Glad is pas door Koninklijke Van Kempen & Begeer aan dit model gegeven. Hij wordt voor het eerst genoemd in de folder ‘Keltum voor nu en (nog) vele jaren’ (1963).

In de brochure ‘Zilver kent geen tijd’ van Koninklijke Van Kempen & Begeer (1979) wordt de nummering Z 250 voor de uitvoering in zilver en P 1 voor de verzilverde uitvoering nog vermeld bij het klassieke model Hollands Glad.

Hollands Glad. Fotocollectie Stichting De ZilverKamer Zeist.

Bronnen

• J. Hammes, Goud Zilver Edelstenen, Amsterdam 1943
• E.M.Ch.F. Klijn, Eet- en sierlepels in Nederland tot ca. 1850, Lochem/Gent 1987