De Zilverfabriek van Coevorden 1947-1983

Joop Steenbeek en de zilverfabriek Gerritsen & Van Kempen | Van Kempen & Begeer

R.P.M. Rhoen

In het jaarverslag 1946 van Gerritsen & Van Kempen staat dat de laatste maanden van 1945 voor de onderneming gunstiger waren dan verwacht en dat er winst werd gemaakt. De ingezette gunstige ontwikkeling handhaafde zich in 1946. De opdrachtenportefeuille was goed gevuld. De personeelsbezetting was groter dan voor de oorlog. Toch kon er nog niet maximaal worden geproduceerd, omdat het nieuwe personeel nog geschoold en omgeschoold moest worden. Om dit probleem op te vangen was besloten elders een nevenvestiging te vestigen.

Hiervoor bestonden verschillende redenen. In 1935 was een aanvang gemaakt met het produceren van verzilverde artikelen die onder de naam Keltum Pleet op de markt werden gebracht. De belangstelling voor deze artikelen was toen al voldoende voor het opzetten van een groter productieplan, maar de oorlogsomstandigheden maakten het onmogelijk. Direct na de oorlog werd dit plan weer opgepakt. In Zeist bestond bij de fabriek op de Karpervijver geen uitbreidingsmogelijkheid. De directie deed iets heel ongebruikelijks. Zij schakelde geen bureau in dat zich erop gespecialiseerd had naar uitbreiding zoekende fabrikanten behulpzaam te zijn, maar stuurde een brief naar haar afnemers in verschillende plaatsen, waarin stond dat men op zoek was naar een plaats met goedkope grond, veel arbeiders en huizen voor het begeleidend kader.

De keuze valt op Coevorden

In Coevorden ontving juwelier-horloger Henk Hemmes deze brief. Hij legde de brief direct voor aan de voorzitter van de Christelijke Middenstandsvereniging, Bruin Feijen, en de secretaris, Gerhard Eilander. Men liet geen tijd verloren gaan. De genoemde heren treinden naar Zeist om Coevorden onder de aandacht van de directie van Gerritsen & Van Kempen te brengen. Hun boodschap was dat hun stad alles kon bieden wat de directie wenste.

Een paar dagen later reisden directeur A.E. van Kempen en assistent-bedrijfsleider J.C. Steenbeek naar verschillende plaatsen vanwaar uit was gereageerd. In Coevorden werden ze ontvangen door vertegenwoordigers van de drie middenstandsverenigingen en de twee promotiecomités. Men vernam dat er woningen in de nieuwgebouwde Oranjewijk beschikbaar kwamen, op een terrein aan de Parallelweg gebouwd zou kunnen worden en het werven van arbeiders geen probleem zou opleveren. De dag erna hadden ze een gesprek met burgemeester Gautier en de wethouders Donker en Hemel.

Een week later waren de heren uit Zeist weer in Coevorden. Van Kempen: ‘Burgemeester, ik kom u namens directie en commissarissen mededelen, dat wij besloten hebben ons nevenbedrijf in Coevorden te vestigen. Een besluit dat genomen werd mede dankzij de prettige en zakelijke ontvangst door de heren Eilander, Feijen en Hemmes.

De Emmer Courant van 16 oktober 1946 wist te berichten dat de nieuwe fabriek met een oppervlakte van 350 m² aan de Parallelweg gebouwd zou worden. Gestart zou worden met het aannemen van een twintigtal werknemers in de leeftijd van 15 tot rond 25 jaar en in de loop van 1947 zou het aantal uitgebreid worden tot vijftig. In de fabriek zou hoofdzakelijk verzilverde lepels en vorken geslepen en afgewerkt worden.

Omdat het vestigingsklimaat in de noordelijke provincies gunstig waren - makkelijk aan arbeidskrachten te komen, de bouwgrond was er goedkoper en de lonen waren lager - openden de twee andere Zeister zilverfabrieken er ook nevenvestigingen. De Gerofabriek openden fabrieken in Gramsbergen (Overijssel - 1946) en in Nieuw-Weerdinge (Drenthe - 1947) en de Sola-Fabriek in Gramsbergen (Overijssel - 1954) en in Ter Apel (Groningen - 1955).

Het fabrieksgebouw Parallelweg 27, 1949-1960. Collectie Stichting De ZilverKamer Zeist.

De broodnodige industriële ontwikkeling van Zuidoost-Drenthe

Economisch gezien was de positie van Drenthe in 1946 niet erg rooskleurig. De turfwinning was bijna ten einde en in de landbouw kwam de mechanisatie op gang. Men had minder werkkrachten nodig met als gevolg een toenemende werkloosheid. De industriële sector was weinig ontwikkeld. Er was landbouwindustrie in de vorm van melkfabrieken, exportslachterijen, aardappelmeelfabrieken, een strokartonfabriek en een conservenfabriek. Daarbuiten was er niet veel industrie. In 1946 telde Drenthe niet meer dan 173 industriële bedrijven met meer dan tien werknemers en een totaal personeelsbestand van nog geen 6.000 personen.

Coevorden ligt in het zuidoosten van Drenthe. Het Limburgs Dagblad van 5 juni 1947 zegt over deze streek: ‘De maar al te lang vergeten en verwaarloosde Zuid-Oosthoek van Drenthe, die in Holland geen andere reputatie had dan een verwaarloosde streek te zijn.’ Het gemeentebestuur en de middenstand deden veel moeite levenskrachtige bedrijven aan te trekken. De Coöperatieve Zuivelfabriek, de Coöperatieve Aardappelmeelfabriek ‘De Centrale’ en de Strokartonfabriek ‘Hollandia’ boden niet voldoende werkgelegenheid. De komst van zilverfabriek Gerritsen & Van Kempen zou meehelpen de werkloosheid te bestrijden. ‘Reeds wenkt een nieuwe toekomst voor de streek, waarvan Coevorden het handels-, industrie- en landbouw- en cultureel centrum is’, aldus het Limburgs Dagblad.

Burgemeester Wolters van Coevorden herinnerde in 1964 in een toespraak bij gelegenheid van een uitreiking van een koninklijke onderscheiding aan een medewerker van Van Kempen & Begeer, dat dit bedrijf zich in 1947 als eerste vestigde op het industrieterrein en dat dit het begin was van een nieuwe periode waarin Coevorden meer welvaart kreeg. ‘Zo’n eerste vestiging is belangrijk voor andere industrieën (…) en de zilverfabriek werd dan ook het visitekaartje.

Ondanks dat hoopvolle bericht uit 1947 wees 25 jaar later het Coevorder raadslid H. ten Hoonte in de ontmoeting die koningin Juliana met de gemeenteraad had tijdens haar werkbezoek op 8 september 1972 erop dat het gebrek aan financiën een rem vormde op de ontwikkeling van de gemeente en dat de zuidoosthoek van Drenthe een economische achterstand had.

Qua inwoneraantal was Coevorden met 7.989 inwoners op 1 januari 1946 zeker niet de grootste gemeente van Drenthe. Emmen (53.516), Assen (21.819), Hoogeveen (19.273), Meppel (14.592), Odoorn (13.048), Borger (10.437) en Beilen (10.271) waren aanmerkelijk groter.

De bouw van de fabriek en de uitbreidingen

Bij het eerste bezoek maakte Steenbeek kennis met aannemer Gerrit Santman. Deze vroeg naar de afmetingen van de te bouwen fabriek. Steenbeek maakte een schetsje op een stuk papier, waarna Santman het krabbeltje deskundig bekeek en zei: ‘Dat kan ik wel bouwen. Ik maak wel even een richtprijs’. Zo haalde Santman de opdracht voor de bouw binnen.


Op 23 mei 1947 werd de eerste steen voor de fabriek aan de Parallelweg 27 gelegd. De eerste steenlegging mocht de tweejarige Wiesje Steenbeek, het dochtertje van de assistent-bedrijfsleider, verrichten. Er werd ook een gevelsteen met het logo van Gerritsen & Van Kempen (posthoorn; koningskroon; initialen GvK) en de datering 1947 aangebracht.

Begin augustus werd de fabriek in bedrijf gesteld. Als openingsdatum worden 11 en 17 genoemd. 11 augustus noemt Steenbeek in een artikel in de Nieuwe Zeister Courant van 30 augustus 1965 en de 17e in een interview met Huib Minderhoud in 2002 voor Ganseveer, het tijdschrift van de historische vereniging Stadt en Heerlickheijdt Covorden. De kranten hebben in ieder geval niet over de opening bericht.

De behoefte aan een grotere ruimte was begin 1948 zo dringend dat in overleg met het gemeentebestuur gezocht werd naar een tijdelijke bedrijfsruimte. Door bemiddeling van de promotiecommissie ‘Opbouw Coevorden’ kon van Hinderikus Arends het voormalige ‘Danspaleis’ aan de Markt een ruimte van ongeveer 300 m² worden gehuurd.

Luchtfoto van het fabrieksgebouw Parallelweg 27, 29 augustus 1963. Foto KLM Aerocarto n.v., nummer 63285. Collectie Stichting De ZilverKamer Zeist.

In het jaarverslag 1947 wordt al gemeld dat de fabriek in Coevorden zou worden uitgebreid. De bouw en de inrichting vergden nieuw kapitaal en daarvoor moesten nieuwe aandelen worden uitgegeven. Op donderdag 15 september 1949 kon het tweede bedrijfsgebouw worden geopend. De Algemene Metaalbewerkersbond sprak lovend over de moderne wasgelegenheid en het leslokaal voor de opleiding van de jongens.

Het nieuwe gebouw had veel ramen, waardoor het gebouw licht en luchtig was. De reden hiervan was dat veel van de nieuwe werknemers gewend waren geweest in de buitenlucht te werken en om nu urenlang binnenshuis te moeten verblijven was voor hen een grote omstelling. Zo wilde de directie hen contact met buiten bieden en om zicht te hebben op de tuin, die men naar ontwerp van de bekende tuinarchitecte Mien Ruys (1940-1999) uit Dedemsvaart had laten aanleggen.

Gerritsen & Van Kempen kon nu 140 arbeiders tewerkstellen om te monteren, te slijpen, te verzilveren en te bruineren. Hiermee leverde het bedrijf een waardevolle bijdrage aan de ontwikkeling van het industriële leven in Coevorden.

In 1956 verkocht de gemeente Coevorden aan Gerritsen & Van Kempen een perceel grond aan de D.S.M.-weg ter grootte van circa 375 m². Dit perceel sloot aan op het fabrieksterrein aan de Parallelweg. In 1962 vond de opening van de nieuwe bedrijfsruimte plaats.

De mededeling op de aandeelhoudersvergadering in 1957 dat de productie in de fabrieken in Zeist en Coevorden eigenlijk niet te splitsen viel, laat het belang zien van die nevenvestiging. In Zeist werden veel voorwerpen gemaakt, die in Coevorden werden afgewerkt. Afwerking vereiste meer mankracht en die was er in Drenthe en goedkoper.

Uit Amerika werden in 1962 slijpautomaten voor de machinehal geïmporteerd voor het slijpen van lepels en vorken. Deze machines waren niet volautomatisch en moesten door het personeel worden bediend. Met de aanschaf hiervan meende de directie een middel te hebben gevonden om de kostprijs in de hand te houden.

Monteren, slijpen, verzilveren en bruineren. Collectie Stichting De ZilverKamer Zeist.

Overzicht van alle verleende bouwvergunningen (datum – doel – architect/bouwkundige).

  1. 1947 – Fabrieksgebouw – J.C. Steenbeek/Aannemersbedrijf Santman Coevorden
  2. 11 mei 1948 – Fabrieksgebouw met woning en gedeeltelijk veranderen bestaande fabrieksgebouw – J.C. Steenbeek
  3. 23 januari 1956 – Hulpgebouw – Eigen beheer/Aannemersbedrijf Santman Coevorden
  4. 17 juni 1957 – Transformatorhuis en kabelkoker – NV Gerritsen en van Kempen
  5. 3 juli 1962 – Slijphal/trafogebouw – Architecten- en Ingenieursbureau Wierenga BV Coevorden
  6. 12 december 1962 – Laboratorium – Architecten- en Ingenieursbureau Wierenga BV Coevorden
  7. 29 juni 1965 – Toiletten/garderobe/kluis – Algemene dienst van Kempen & Begeer
  8. 1 april 1966 – Parkeergarage – Van der Veen Staalconstructiebedrijf Coevorden
  9. 8 mei 1966 – Berging voor tuingereedschap – Eigen beheer
  10. 26 september 1967 – Uitbreiding slijphal – Architecten- en Ingenieursbureau Wierenga BV Coevorden
  11. 11 april 1972 – Overkapping – Aannemingsbedrijf Beenen Coevorden
  12. 28 november 1973 – Overkapping – Aannemingsbedrijf Beenen Coevorden
  13. 18 september 1978 – Fabricagehal bedrijfsgebouw – Van Santvoort Systeembouw Nuenen
  14. 19 januari 1979 – Cv-ketelruimte – Aannemingsbedrijf Beenen Coevorden
De nieuwbouw, circa 1963. Collectie Stichting De ZilverKamer Zeist.

Personeel gezocht

In de gedigitaliseerde krantencollectie van de Koninklijke Bibliotheek op delpher.nl zijn de onderstaande personeelsadvertenties gevonden. Het zijn er niet zoveel als men zou verwachten. Waarschijnlijk werd wel vaker via een krantenadvertentie personeel geworven, maar zijn die krantentitels niet gedigitaliseerd; bijvoorbeeld het Dagblad van Coevorden en z.o. Drenthe.

  1. 2 juli 1947: mannelijke personeel van 14 tot en met 30 jaar
  2. 19 maart 1949: chemisch analyst(e)
  3. 6 november 1954: gereedschapsmaker-bankwerker
  4. 28 januari 1955: actieve jongedame
  5. 29 januari 1955: schrijnwerker ‘die na een inwerkperiode in staat is zelfstandig coromandel en ivoren oren voor servieswerk te maken’. Blijkbaar werden er ook serviezen gemonteerd.
  6. 12 juli 1957: bedrijfsleider
  7. 7 september 1957: bankwerker-gereedschapsmaker
  8. 21 september 1957: gereedschapsmaker
  9. 16 december 1959: bankwerker-elektricien
  10. 17 september 1966: functionaris ‘die belast wordt met de verdere uitbouw van de taakstellingen in onze produktie-sektor

In de personeelsadvertentie in de Provinciale Drentsche en Asser Courant van 2 juli 1947 wordt alleen mannelijk personeel gevraagd in de leeftijd van 14 tot en met 30 jaar. Sollicitanten konden zich melden op 8 en 9 juli in hotel Tebbe ’s avonds tussen 7 en 9 uur. Op advies van burgemeester Gautier was politieman Nicolaas Carper bij de selectie betrokken, omdat hij iedereen kende. Er meldden zich 120 sollicitanten. Vijftig van hen werden aangenomen.

Het personeel kwam niet alleen uit Coevorden maar ook uit plaatsen uit de regio; buitendorpen genoemd. Voor het vervoer werden Volkswagenbusjes aangeschaft.

Het is niet eenvoudig een beeld te krijgen van het personeelsbestand in de loop der jaren. In krantenbericht worden de volgende aantallen genoemd:

1947: 50
1949: 35
1949 september: plaats voor 140
1955: 110
1957: 100
1967: 130
1970: 100
1975: 95
1975: 75
1982: 40

Advertenties uit Twentsch dagblad Tubantia en Emmer courant, 1955-1960.

Personeelschef J.W. Rotscheid van de fabriek in Zeist vervulde die functie ook in Coevorden. Op 17 augustus 1965 vierde hij zijn veertigjarig dienstjubileum. Op die dag werd in Zeist een receptie gehouden. Er was ook een deputatie uit Coevorden aanwezig. Een van hen zei tegen de jubilaris: ‘U bent bij ons een geziene gast. U toont begrip voor de zaken op het menselijk vlak. Stormenderhand hebt u onze sympathie gewonnen’. Dat was een groot compliment aan Rotscheid, maar het geeft tevens de goede verstandhouding aan tussen beide fabrieken met toch een andere sociale achtergrond. De personeelsmedewerker in Coevorden was J.J. Alsters.

Scholing

Met de werving van personeel werd in juli 1947 begonnen. De vijftig jongens en mannen die aangenomen werden, hadden nog nooit in de zilverindustrie gewerkt en moesten voor hun nieuw werk geschoold worden. Dat gebeurde op de fabriek onder leiding van Steenbeek. Een keer per week gaf hij les en een keer per week gingen ze naar de ambachtsschool in Coevorden. Een aantal van hen werd binnen vijf jaar tot zilversmid opgeleid.

De eerste berichten waren al positief. In De Metaalbewerker van 18 oktober 1947 wordt aandacht geschonken aan de opening van de fabriek: ‘De tewerkgestelde arbeiders geven het bekende beeld van vakkundige grepen, alsof deze, toch nieuwbakken slijpers, opgegroeid waren uit een Drents geslacht, waarin dit vak van vader op zoon was overgegaan. Het lijkt of er een natuurlijke aanleg voor de zilverindustrie in Drentenaren verborgen ligt.’ En in het in juni 1948 verschenen jaarverslag 1947 van Gerritsen & Van Kempen: ‘De scholing van het personeel in deze fabriek verliep bevredigend, hetgeen reeds in de productie van 1948 tot uiting kwam’.

Directeur Van Kempen sprak in september 1957 nog lovend over de beginjaren: ‘In het bijzonder roemde hij daarbij de Drentse arbeider, die zich buitengewoon snel weet aan te passen en die een grote leergierigheid en werkkracht aan de dag weet te leggen’.

Burgemeester Wolters zei in 1964 in zijn toespraak tot dhr. Lagemaat die een koninklijke onderscheiding ontving: ‘Wil een bedrijf goed draaien dan moeten er ook goede vaklieden zijn en een van deze figuren is de heer Van de Lagemaat. Hij leidde jonge krachten op tot vaklieden en gaf mede de goede naam aan het bedrijf’.

Het personeel bij naam genoemd

Het is moeilijk namen van medewerkers te achterhalen. In de 36 jaar dat de fabriek heeft bestaan, moeten dat er honderden zijn geweest. De namen die bekend zijn, zijn vermeldenswaardig.

Uit Zeist kwamen behalve Steenbeek nog vier medewerkers. Van drie van hen zijn de namen bekend. Twee omdat ze bij hun veertigjarig dienstjubileum in Coevorden koninklijk onderscheiden werden: Willem Dekker (1909-1972) en Walter van de Lagemaat (1901-1984). Deze laatste verhuisde in 1949 naar Coevorden, Aleida Kramerstraat 9. De derde was Adrianus Blankestijn (1901-1953), chef bruineerder in Coevorden.

Burgemeester drs. P.A. Wolters van Coevorden spelt de Eremedaille verbonden aan de Orde van Oranje-Nassau in zilver op bij Walter van de Lagemaat, controleur bij Van Kempen & Begeer, onder toeziend oog van mw. M. Lagemaat-Hendrikse, 30 september 1964. Foto Stichting De ZilverKamer Zeist.

In het personeelsblad GvK-nieuws, herfst 1956, worden de namen genoemd van:

  1. Mw. A. Ahlers, zorgde voor de koffietafel na de voetbalwedstrijd Coevorden-Zeist op 14 juli en zond een foto in voor de vakantiefotowedstrijd.
  2. Mw. Bosch, zorgde voor de koffietafel na de voetbalwedstrijd Coevorden-Zeist op 14 juli.
  3. Mw. Soetebier, zorgde voor de koffietafel na de voetbalwedstrijd Coevorden-Zeist op 14 juli.
  4. Dhr. Berends, zorgde voor de koffietafel na de voetbalwedstrijd Coevorden-Zeist op 14 juli
  5. Fr. Even, scoorde in de voetbalwedstrijd Coevorden-Zeist op 14 juli en bracht de stand op 3-2.
  6. Hilbink, scoorde in de voetbalwedstrijd Coevorden-Zeist op 14 juli en bracht de stand op 4-2.
  7. W. Oord, aanvoerder van het voetbalelftal tijdens de voetbalwedstrijd Coevorden-Zeist op 14 juli en mocht uit handen van directeur Steenbeek de beker in ontvangst nemen.
  8. Jaap Schipper, scoorde twee keer in de voetbalwedstrijd Coevorden-Zeist op 14 juli en bracht de stand op 2-2.

In 1963 werden voor het eerst een ondernemingsraadverkiezing gehouden binnen Van Kempen & Begeer. Namens de Nederlandse Katholieke Metaalbewerkersbond Sint-Eloy werden gekozen de uit Coevorden afkomstige:

  1. J.H. Bakker en
  2. K. Zwiers

Na de fusie in 1960 met de zilverfabriek in Voorschoten veranderde de naam van het personeelsblad in Zilverstaaltjes en in het oktober-nummer 1964 staan:

  1. H.G. Bakker op 3 juni 1964 12½-jaar in dienst
  2. R. Schipper op 29 april1964 12½-jaar in dienst
  3. Geboren op 9 september 1963 Josephus H. v.d. Veen. Zijn vader moet op de fabriek hebben gewerkt. Waarschijnlijk heeft zijn vader een Keltum kindercouvert als geboortecadeau ontvangen. Gerjan Bakker en de dochter van Dina Otten-Lanjouw bezitten het nog steeds.

Namens de directie ging Loek Steenbeek-Lindgreen, de echtgenote van de bedrijfsleider/directeur van de vestiging in Coevorden, op kraamvisite om het cadeau aan te bieden.

Foto ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan, 1972. Foto Facebooksite Database Coevorden.

Van beneden naar boven. Zittend van links naar rechts: Jan Kluitenberg, Herbert Blunk, Jan Broekhuizen, Gezientje Neutel, Bep Blankenstein, (?), Bertus Koster, Walter Rozemuller, Fenny Soetebier, Kees Westerveld, D.G. van der Linden (directeur), (?); Dinie Berendsen, Gezientje v.d. Wetering, Alie Bruinink, (?), (?), Berend Kikkert.

1e rij staand van links naar rechts: Rein Pallas, Jan Plas, Piet Winter, (?), Bertus Scholten, Hendrik Vos, (?), (?), Ferrit Eski, Tinus Boesjes, (?), Herman Eulink, Gijje van der Veen, (?), (?), (?), (?), Mickey Meierink, Jan van ’t Slot.

2e rij staand van links naar rechts: Johan Langenberg, Herman Bakker, Gerrit Jan Ramaker, Jan Boesjes, (?), Roelof Bos, (?), (?), Snijders, (?), Hendrik Habing, (?), Henk Weering, Mehmet Cengiz, (?), Herman Osseforth, Nico van der Veen, (?).

3e rij staand van links naar rechts: Gerard Leemhuis, Marietje Leemhuis, (?), (?), Bertus Schulenberg, (?), Henk Kolenbrander, Geert Strijker, Freek Vos, (?), (?), (?), Freek Even, (?), Tinus Pool, Ben Berends (bedrijfsleider), (?).

4e rij staand (bovenste) van links naar rechts: (?), (?), (?), (?), Harrie Koel, (?), (?), Klaas Zwiers, Hans Ramaker, Henny Kroesen, Tinus van der Weide, Kees Vennik, Jo Kerssies, Tonny Maarschalkerweerd, Jan ten Caat, Jaap Schipper, (?), (?).

De opgave van de namen ontvangen van Jan Kluitenberg.

Volgens opgaven van bezoekers van Facebooksite Database Coevorden staan op deze foto zonder aan te geven op welke plek onder andere mw. Arends, Jan Bakker, Piet Bakker, Jenne Buist, Hennie Kok, Jenny Kramer, Johan Meijerink, Piet Mulder, Otten, Wieger Pool, Koos Slomp, Rieks Smit, Bert Vos en Wim Vos.

Verder zijn nog de namen bekend van: J.J. Alsters (hoofd bedrijfskantoor), Harrie Anbergen, B. Berends (voorzitter van de personeelsvereniging), Chris ten Caat, Berend Ensink, Klaas van Elst (uit Zeist), Klaas Faber, Gerrit Grotenhuis, Thomas Habing, Hendrik Kruk, W. Oord, H. Roelofs (bedrijfsleider), Tonnie Suk, Freek Vos en Astrid van de Werf (secretaresse).

Meerdere medewerkers hebben hun dienstplicht in Nieuw-Guinea vervuld. Een van hen was Jan van ’t Slot. Was het beleid om dienstplichtigen die met groot verlof waren in dienst te nemen of was het gewoon toeval? In verband met het ontbreken van een bedrijfsarchief is hierop geen antwoord te geven.

De enige medewerkers waarvan de carrière bekend is, is van Jan Kluitenberg. Hij kwam op 16 januari 1967 in dienst bij Van Kempen & Begeer in Coevorden. Directeur Steenbeek stuurde hem meteen de fabriek in om alle bestekmodellen en onderdelen van servieswerk te leren, en ook de bewerkingsmethodes zich eigen te maken. Na deze periode werd hij tewerkgesteld op het bedrijfskantoor, waar hij belast werd met de werkvoorbereiding en de planning. Toen J.J. Alsters met pensioen ging nam hij zijn taken over; onder andere de verantwoording over het financieel beheer, personeelszaken, inkoop van zilver en alpaca en voorraadbeheer. Kluitenberg: ‘Dit was een veel zeggende functie die ik met inzet en liefde voor het vak heb vervuld’. Per 1 oktober 1983 nam hij ontslag.

Een gewaardeerde medewerker met een fysieke arbeidsbeperking: Bé Ensink

Als gevolg van de vele militairen die tijdens de Tweede Wereldoorlog oorlogsinvaliden waren geworden, kwam er aandacht voor revalidatie en de terugkeer in het arbeidsproces van burgers. In 1946 werd door de ministers van Sociale Zaken, Oorlog en Marine de Raad voor herstel van arbeidsgeschiktheid ingesteld, die tot taak had de regering van advies te dienen omtrent het vraagstuk van herstel van de arbeidsgeschiktheid van mindervaliden. ‘Invalide burgers weer naar de maatschappij’ kopte het Nieuw Utrechtsch Dagblad op 25 november 1949 toen het plan voor het revalidatiecentrum De Hoogstraat in Leersum werd gepresenteerd. ‘Het is een groot maatschappelijk belang, dat de getroffenen weer in de maatschappij terug worden gebracht. Dat is een economisch, maar ook een sociaal belang.’ Zo vond de gehandicapte in Coevorden geboren en getogen Berend (Bé) Ensink (1918-1971) weer een arbeidsplek op de zilverfabriek in zijn woonplaats.

Ensink schijnt een opleiding te hebben gevolgd op de zeevaartschool Willem Barentsz op Terschelling, die hij in 1936 afrondde. Deze school verzorgde het onderwijs voor opleiding tot stuurman, machinist en radiotelegrafist. Op welke boten hij tussen 1936 en 1940 voer is niet bekend, wel dat hij op 2 maart 1940 bemanningslid was op het vrachtschip ss Moena (1924) van de Stoomvaart Maatschappij Nederland (SMN). Na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werd op 6 juni 1940 de vaarplicht ingevoerd, op grond waarvan de bemanning van de Nederlandse koopvaardijschepen ter beschikking werd gesteld aan de geallieerde strijd. Op 2 maart 1946 werd de vaarplicht beëindigd. Bé Ensink viel onder de vaarplicht. Hij was op de Moena toen deze op 24 augustus 1942 op honderd mijl van Barbados door een Duitse onderzeeboot werd getorpedeerd. Daarna heeft hij onder andere nog gevaren op de Java, de Jan Steen, de Oranje en de Madoera. Toen hij op 30 oktober 1946 met ontslag ging, was hij in dienst van de SMN.

Als zijn adres in Coevorden werd tot 1945 Goeman Borgesiusstraat 52 opgegeven en vervolgens Oranjewijk 27. Zijn moeder stond als contactpersoon geregistreerd.

Bij zijn terugkeer naar Coevorden in 1946 was hij getrouwd met de Engelse Marjorie Bridge (1919-1991). Zij wordt herinnerd als een stijlvolle dame. Uit dit huwelijk werden vier kinderen geboren; drie jongens een meisje. Blijkbaar wilde hij niet meer naar zee. Hij trad als bankwerker in dienst bij de Nederlandse Spoorwegen in Zwolle.

Op dinsdagmorgen 9 maart 1948 sloeg het noodlot toe. De trein van 7 uur naar Zwolle was juist vertrokken toen hij op het perron kwam. Bij het op de rijdende trein springen, viel hij en kwam met de benen onder de wielen. Ernstig gewond werd hij naar het Aleida Kramerziekenhuis overgebracht, waar beide benen geamputeerd werden. Op 11 juni 1949 speelde een spoorwegelftal uit Zwolle tegen de Coevorder club Germanicus. De opbrengst was voor de aanschaf van kunstbenen, zodat hij zich beter zou kunnen verplaatsen.

Ben, zijn jongste zoon: ‘Na een lange revalidatie in Leersum [revalidatiecentrum De Hoogstraat voor burger- en militairen invaliden, waarbij arbeidstherapie onderdeel was van de medische behandeling; revalidatie was in Nederland nog vrij ongebruikelijk; geopend op 9 april 1954, Rh] kwam hij terug naar Coevorden. Op de kunstbenen kon hij niet mee uit “de voeten”. Hij viel om de haverklap. En zijn wonden heelden slecht’. Om zich te verplaatsen was hij aangewezen op een rolstoel.

Na de revalidatie vond hij als monteur werk op ‘het zilverfabriek’, zoals men blijkbaar in Coevorden zei. Ben over deze jaren: ‘Een kans die hij met beide handen aangreep. Een harde werker en een vakman pur sang. Ik weet me nog te herinneren (vanuit de overlevering) dat hij bij de intrede van solderen met laagcalorisch aardgas, een las/soldeer pistool had ontwikkeld waardoor sneller, hechter en beter kon worden gesoldeerd met de borax. Het verhaal in de familie ging dat hij voor die uitvinding 25 gulden had gekregen uit handen van de directie uit Zeist. Veel later - toen mijn oudste broer - naar de zeevaartschool op Terschelling ging studeren, besloten mijn ouders (om extra geld te verdienen) om een slaapkamer op te offeren om daar ’s avonds de welbekende Van Kempen en Begeer bonbonschaaltjes etc. te solderen’.

Herinneringen van Bert Wessel aan deze markante Coevordenaar: ‘Berend Ensink, ook wel “de Bok” van Ensink genoemd, was na het ongeluk een verwoed visser. We zaten vaak aan de Coevorder stadsgracht te vissen. Bé kwam met zijn “kar” aan de gracht, gooide de hengels en toebehoren naar beneden. Kwam handig uit de kar en gleed over het gras zo naar beneden. Ik heb een keer meegemaakt dat hij zo hard naar beneden gleed dat hij in het water terecht kwam. Wat ging de Bok door het lint. Vloekend en proestend.’ Door de andere vissers werd hij uit het water gehaald.

Over zijn werk op de zilverfabriek: ‘Hij had een stuk zeemleer achter in de broek laten maken omdat hij in de periode in het zilverfabriek in een stoel zat (geen slijtage aan zijn broek). Bé werkte in de ‘makerij’ bij Van Kempen en Begeer. Freek Vos of zijn broer rolden Bé vaak in zijn stoel naar de toiletafdeling, waar het stijf stond van de sigarettenrook en het stonk er erg naar nicotine. Hij had daar vaak het grootste woord en er werd veel gelachen in dat rokershol’.

Zoals al gememoreerd heeft Bé Ensink in de Goeman Borgesiusstraat in de Eendrachtswijk gewoond. Later verhuisde hij naar de Prins Bernardlaan in de Oranjewijk. In deze straat woonde op nummer 16 de familie Bos-Brinks, die hij kende uit de Eendrachtswijk. Op een dag kwam hij aan de praat met Koop Bos en vertelde hem dat zijn vrouw Marjorie graag het autorijbewijs wilde halen. Bos gaf haar gratis rijles en Marjorie slaagde gelijk de eerste keer voor het rijexamen. Als dank schonk Bé Ensink een kandelaar die hijzelf op de zilverfabriek had gemaakt. De kandelaar is thans in bezit van Grietje Dijkstra-Bos, een dochter van het echtpaar Bos-Brinks: ‘Die staat nu bij mij thuis te pronken als een tastbare herinnering aan een mooie vriendschap en een bijzondere buurtband’.

Kandelaar naar ontwerp van Gustav Beran, 1-lichts, ajour, balustervormige stam, Keltum pleet, circa 1960, afmetingen 10 x 15 (diameter x hoogte). In deze stijl heeft Beran verschillende kandelaars ontworpen. Particuliere collectie.

Jaarlijkse voetbaltoernooi

Er was de directie alles aangelegen om de onderlinge band tussen Coevorden en Zeist te verstevigen. Een jaarlijkse voetbalwedstrijd tussen de ploegen uit beide plaatsen was daartoe een middel. In 1949 werd de eerste wedstrijd gespeeld. In 1959 werden voor de wedstrijd vaantjes uitgereikt om het tienjarig bestaan van deze competitie te vieren.

Links — De aanvoerders van de voetbalelftallen van Gerritsen & Van Kempen Coevorden en Zeist wisselen vaantjes uit ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van de competitie, zomer 1959. Foto Stichting De ZilverKamer Zeist.  
Rechts — Coevorden won de wedstrijd en verdiende daarmee de wisselbeker. Aanvoerder W. Oord (links) neemt uit handen van J.W. Rotscheid (rechts) de wisselbeker in ontvangst, zomer 1959. Foto Stichting De ZilverKamer Zeist.

J.J. Alsters doet van de op 14 juli 1956 gespeelde voetbalwedstrijd tussen G.v.K. Boys en Coevorden uitgebreid verslag in het herfstnummer van het GvK-nieuws. De thuiswedstrijd werd door Coevorden met 4-3 gewonnen. Aanvoerder W. Oord van Coevorden ontving uit handen van Steenbeek de wisselbeker. Hij zei daarbij te hopen dat in het volgend jaar een wedstrijd tussen de veteranen gespeeld zou worden. Of er in 1957 inderdaad zo’n wedstrijd is gespeeld, is niet achterhaald. In ieder geval wel in de zomer van 1959. Coevorden won en verdiende daarmee de wisselbeker.

Na de fusie met Van Kempen, Begeer & Vos in 1960 nam Voorschoten ook deel aan het voetbaltoernooi. Op 4 juli 1964 werd het toernooi in Zeist gehouden. Gespeeld werd op het terrein van voetbalvereniging Saestum aan de Kroostweg. Vanuit Coevorden en Voorschoten waren rond de tweehonderd fans afgereisd naar Zeist.

Elk elftal moest drie wedstrijden spelen van tweemaal een halfuur. De uitslagen waren: Voorschoten-DCW 2-0; Coevorden-Zeist 3-2; Coevorden-Voorschoten 3-5; Zeist-DCW 5-1; Voorschoten-Zeist 4-1 en DCW-Coevorden 2-4. Puntenscores: 1 Voorschoten 6 punten, 2 Coevorden 4 punten, 3 Zeist 2 punten en DCW 0 punten. Voorschoten nam de wisselbeker over van Zeist.

Ter afwisseling werd ook nog een veteranenwedstrijd gespeeld tussen elftallen Coevorden-Zeist en Voorschoten-DCW. Coevorden-Zeist won met 3-0. Het doel van Voorschoten-DCW werd door een vrouw (!) verdedigd.

De heer J.C. Steenbeek schenkt de wisselbeker vol, die de heer G. Eyger van het winnende elftal van het bedrijf in Voorschoten in ontvangst neemt. Nieuwe Zeister Courant, 6 juli 1964.
Het voetbalelftal van Gerritsen & Van Kempen in Coevorden op het voetbalveld van Saestum aan de Kroostweg in Zeist, 4 juli 1964. Gehurkt van links naar rechts: Tonnie Suk, Klaas Faber, Jan van ’t Slot (keeper), Gerrit Grotenhuis en Thomas Habing. Staand v.l.n.r.: Jaap Schipper, Tinus van der Weide, (?), (?), (?), (?). Foto Stichting De ZilverKamer Zeist.

Het zijn slechts enkele verslagen en foto’s die een beeld geven van dit sportief treffen. Maar wel illustratief voor de betrokkenheid van het personeel en de directie.

Memorabele feiten

Een echtpaar schonk in 1949 aan de Gereformeerde Kerk aan de Van Heutszsingel in Coevorden een zilveren Avondmaalstel bestaande uit vier geldbekers, een schenkkan, twee bekers, een grote en twee kleine broodschalen. Alle onderdelen waren voorzien van een inscriptie. Vermeld werd dat het Avondmaalstel uit de fabriek van Gerritsen & Van Kempen in Coevorden kwam. Dat is opmerkelijk omdat servieswerk niet in Coevorden werd gefabriceerd.

Op 17 augustus 1945 werd de Republiek Indonesië uitgeroepen. Voor het herstel van het Nederlandse gezag werden ruim 120.000 Nederlandse militairen naar Indonesië overgebracht. De repatriëring nam in 1948 een aanvang. Om de opvang van de gedemobiliseerde militairen te regelen werden plaatselijke demobilisatiecomités opgericht. Het comité in Coevorden reikte in 1950 aan de gedemobiliseerden als welkomstgeschenk een zilveren asbakje uit met de inscriptie: WELKOM THUIS UIT INDIË. | DE BURGERIJ VAN COEVORDEN.

Herinneringsasbakje uit de collectie van een zoon van een oud-medewerker.

Met in het midden het gemeentewapen van Coevorden van 1819-1968. Het wapen vertoont het voorportaal van een kerk met een bisschop en de ridder Sint-Joris. De bisschop houdt een bisschopsstaf vast. Sint-Joris staat met een voet op een draak en steekt deze met een zwaard. De asbakjes werden in de fabriek van Gerritsen & Van Kempen in Coevorden vervaardigd.

Op zaterdag 30 juni 1951 maakte directie en personeel van Gerritsen & Van Kempen het jaarlijks uitstapje. De rondtocht werd gemaakt door Twente.

Gerritsen & Van Kempen schonk in 1951 ƒ 500 gulden voor het nieuwe jeugdgebouw van de Gereformeerde Kerk te Coevorden. Het verenigingsgebouw was aangebouwd aan de Singelkerk aan de Van Heutszlaan. In 1990 werd het gebouw gesloopt om plaats te maken voor een nieuw ontmoetingscentrum.

In verband met het vijfjarig bestaan van de fabriek van Gerritsen & Van Kempen in Coevorden in 1952 werd op 30 augustus een feestavond gehouden.

Op 8 augustus 1956 kwamen bij de mijnramp in Marcinelle (België) 262 mensen om het leven. De collecte voor de slachtoffers gehouden onder het personeel van Gerritsen & Van Kempen in Coevorden bracht ƒ 200 op. In Zeist werd een gelijk bedrag opgehaald.

De N.H. Vrouwenvereniging Coevorden maakte in november 1956 een excursie naar de zilverfabriek Gerritsen & Van Kempen in Coevorden.

In augustus 1957 werd het tienjarig bestaan van de fabriek van Gerritsen & Van Kempen in Coevorden gevierd met een bijeenkomst in Arnhem, waar ook de ruim tweehonderd personeelsleden van de fabriek te Zeist bij aanwezig waren.

Een stoet van minstens negen Volkswagenbusjes (officieel Volkswagen Transporter) Samba met op de achterklep KELTUM rijdend over de Bentheimerstraat en Markt richting Friesestraat in Coevorden, midden jaren zestig. Foto’s Facebooksite Database Coevorden.

Op 12 september 1957 bracht een groot aantal Eerste- en Tweede Kamerleden een bezoek aan de Zuidoosthoek van Drenthe en de Kanaalstreek om zich op de hoogte te stellen van het verloop van de industrialisatie. Daarbij werd een bezoek gebracht aan de zilverfabriek Gerritsen & Van Kempen. De Kamerleden werden ontvangen door directeur Van Kempen. Steenbeek leidde het gezelschap rond en gaf daarbij uitleg over de fabricage van bestek en de werkmethode.

De Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Drenthe bracht op 20 november 1958 een bezoek aan de fabriek van Gerritsen & Van Kempen.

Op het fabrieksterrein aan de Parallelweg stond een benzinepomp voor het eigen wagenpark. Het personeel mocht hier ook goedkoop tanken. Het bleef wel beperkt tot 10 liter per tankbeurt.

De zilverindustrie naar haar eind

Na de sterke economische opleving van de wederopbouw na de oorlog kreeg de zilverindustrie het aan het eind van de jaren vijftig moeilijk. De vraag naar zilver nam sterk af. Het ‘verzilverde’ pleet had haar plaats ingenomen en het roestvrij staal maakte een opmars. Er was sprake van een recessie. Ondanks de geleide-loonpolitiek verdubbelden de lonen zich in de periode 1947-1959. De buitenlandse concurrentie op het gebied van tafelzilver werd steeds groter. Een van de maatregelen die in 1958 genomen werden was invoering van werktijdverkorting in Coevorden.

Om hun positie op de zilvermarkt te behouden fuseerden Gerritsen & Van Kempen en Van Kempen, Begeer & Vos in 1960. De nieuwe naam werd Van Kempen & Begeer. In de fabrieken in Voorschoten en Zeist werd overwegend tafelzilver geproduceerd, de productie van verzilverd Keltum en roestvrij staal Durfine vooral in Coevorden, de vervaardiging van medailles, penningen en eretekens werd in Voorschoten (Koninklijke Begeer) uitgevoerd en gouden sieraden voor de export door Dutch Chain Works-Hollandse Kettingfabriek in Voorschoten.

Wanneer bij Gerritsen & Van Kempen | Van Kempen & Begeer een ideeënbus werd ingesteld is (nog) niet bekend, maar wel dat deze er in 1967 was. Waarschijnlijk al vele jaren eerder, want uit een enquête uit 1956 van het Nederlands Instituut voor Efficiency (NIVE) bleek dat vrijwel alle grote en vele kleinere bedrijven een ideeënbus hadden. Naast beloningen voor ingezonden ideeën die voor uitvoering in aanmerking kwamen, werden bij veel bedrijven als waardering ook aanmoedigingspremies uitgekeerd.

In 1967 had de directie een prijsvraag uitgeschreven die betrekking had op een meer efficiënte werkwijze in de afdeling vorkenproductie. Van de werknemers uit Coevorden, Voorschoten en Zeist kwamen twintig inschrijvingen binnen. De beste oplossingen droegen de Coevordenaren C. ten Caat en P. Mulder aan. Hun ideeën werden beloond met een premie van 500,- gulden voor elk. Beiden hadden al eens eerder een beloning voor een ingezonden idee ontvangen, maar de premie was toen niet zo hoog. Directeur Steenbeek reikte op 29 juni 1967 aan beide heren de beloning uit. In zijn toespraak had hij het over het stimuleren van de zelfwerkzaamheid van het personeel, maar dat ook de economische omstandigheden een rol speelde. ‘We moeten door een betere kwaliteit kunnen concurreren’, aldus Steenbeek.

Links: Directeur Joop Steenbeek reikt de envelop met de beloningspremie uit aan Chris ten Caat, 29 juni 1967. Foto Stichting De ZilverKamer Zeist.
Rechts: De bijeenkomst in de kantine van de fabriek in Coevorden werd bijgewoond door afdelingschefs en leden van de ondernemingsraad, 29 juni 1967. In het midden (tegen de muur) Joop Steenbeek met links van hem P. Mulder en rechts Chris ten Caat. De dame met geruite rok was de Astrid van de Werf, de secretaresse van Joop Steenbeek. Foto Stichting De ZilverKamer Zeist.

De nationale en internationale concurrentie namen aan het eind van de jaren zestig toe. De directie van Van Kempen & Begeer maakte in 1968 een oriëntatiereis naar het Verre Oosten om te zien of daar goedkoper geproduceerd kon worden. De reis begon op 19 april. De reisroute was: Bangkok, Hongkong, Taipei, Tokio, Osaka, Tokio, Hongkong, Bangkok en Jakarta. Op 19 mei keerde men terug op Schiphol. De zilveren sigarettendoos (220 x 100 x 40 mm) van Steenbeek in de collectie van Stichting De ZilverKamer herinnert aan deze zakenreis.

Plaquette met inscriptie van de reisroute aan de binnenkant van de deksel van de zilveren sigarettendoos als herinnering aan de zakenreis 19 april-19 mei 1968. Collectie Stichting De ZilverKamer Zeist.

De teruggang in de zilverindustrie leidde in 1970 tot de sluiting van de zilverfabriek in Zeist waarbij de machines verdeeld werden over Coevorden en Voorschoten. De perserij werd overgebracht naar Coevorden. Voor de zware persen moesten eerst de vloeren verstevigd worden. Dat betekende ook dat personeel mee naar Coevorden verhuisde. Een van hen was Klaas van Elst, chef van de perserij in Zeist. Onder zijn toeziend oog werd de productie van bestekken in zilver, alpaca, en rvs opgestart. De geperste halffabricaten werden op diverse afdelingen bewerkt: amarrilen (grof voorslijpen), slijperij (fijn slijpen), polijsterij (polijsten), verzilveren en buffen (opglansen).

Een andere maatregel uit 1970 was het ‘inbesteden’ van werk, dat hield in dat Van Kempen & Begeer opdrachten van andere bedrijven ging uitvoeren. Ook ging het bedrijf voor musea en antiquairs antiekzilver repareren. Zo wilde men gedwongen ontslagen voorkomen.

Daarnaast ging men in Coevorden specialistisch werk doen voor de industrie. In 1970 werd een afdeling voor het galvaniseren van kunststoffen opgestart, die ondergebracht werd in de werkmaatschappij Keltech B.V. en waarover ir. D.G. van der Linden als directeur de leiding kreeg. Het was een zeer technisch-chemisch bedrijf en daarom niet zo interessant voor de werkgelegenheid. In 1976 nam het bedrijf een elektrisch bestuurde galvano-automaat in bedrijf en in 1979 een galvaniseerautomaat. Daarnaast was er een afdeling voor afwerking van cassette-artikelen.

Het verval van de bestekindustrie zette zich echter voort. De vraag naar bestek en serviesgoed bleef afnemen. Net als eind 1967/begin 1968 kwam er in 1975 voor het personeel in Coevorden werktijdverkorting en werd het personeelsbestand van 95 teruggebracht tot 75 man.

Volgens de berichten zou de fabricage van zilver servies- en schepwerk in 1970 geheel zijn ondergebracht bij de zilverfabriek in Voorschoten. Kluitenberg spreek dat tegen. In Coevorden bleef men ook zilveren artikelen produceren.

De in Coevorden geproduceerde zilveren artikelen werden, nadat in de fabriek het meesterteken van Van Kempen & Begeer erin was ingeslagen, naar het waarborgkantoor in Utrecht gebracht. Daar werden ze na te zijn onderzocht gestempeld met het gehalte- of keurteken - een staande leeuw (1e gehalte; het Nederlands keurmerk voor 925/1000 zilver) of een lopende leeuw (2e gehalte; het Nederlandse keurmerk voor 835/1000 zilver) -, het kantooraanduidend teken van Utrecht - een Minervakop met in het hoedje de letter B -, en de jaarletter. Meestal werden ze een week later weer opgehaald. In Coevorden werden ze dan afgewerkt en naar het magazijn in Zeist verstuurd.

Men moet er dus op bedacht zijn dat de zilveren artikelen van Van Kempen & Begeer die de jaarletters uit de periode 1970-1982 dragen en het kantooraanduidend teken van Utrecht in Coevorden geproduceerd zijn (en niet in Zeist!).

Gedurende de jaren 1980-1982 maakte Nederland weer een recessie door. Het gevolg was alweer een reorganisatieplan, waarbij in Coevorden 25 werknemers werden ontslagen. Omdat de verliezen bleven aanhouden besloot Van Kempen & Begeer eind 1982 de productie in Voorschoten te concentreren en de fabriek in Coevorden te sluiten. Het herstructureringsplan werd in de loop van 1983 in werking gesteld. Van de 320 werknemers kregen 140 ontslag. In Coevorden betekende dit ontslag voor veertig man.

De verzinkbaden voor het galvaniseren van kunststoffen. Vooraan rechts Freek Even. Circa 1979. Foto particuliere collectie.

Begeer in een interview met Bert Pauw in het Leidsch Dagblad van 28 juli 1984 onder de kop ‘De onttakeling van de Koninklijke Van Kempen & Begeer’: ‘De fabriek in Coevorden draaide moeizaam. Er moesten allerlei andere bezigheden worden gezocht zoals het vernikkelen en verchromen van industriële produkten. Maar het ging niet goed, er moest geld bij. In 1980 was het duidelijk dat het zo niet kon doorgaan. Coevorden moest van de hand worden gedaan. Dat besluit is in mijn tijd genomen. M’n opvolger Zuidema heeft het uitgevoerd’. Die opvolger was ‘crisismanager’ drs. W.J.T. Zuidema.

Jan Kluitenberg, Johan Langeberg en Rein Pallas, personeelsleden van Van Kempen & Begeer | Keltech B.V., namen in 1983 het bedrijf over. De naam van hun bedrijf was CPC (Chroomplating Coevorden). Het nieuwe bedrijf produceerde sportprijzen als vernikkelde bokalen en bekers, medailles, vaantjes en linten met opdruk en andere eretekens. In 1995 werd de naam gewijzigd in Europlating en naar een nieuwe locatie overgeplaatst.

Met de sloop van het fabrieksgebouw in 2012 verdween de tastbare herinnering aan 36 jaar zilverindustrie in Coevorden. Alleen de monumentale eerste steen uit 1947 is bewaard gebleven.

Joop Steenbeek (1918-2013)

Joop Steenbeek heeft veel betekend voor de Zilverfabriek in Coevorden. Om die reden past hier een korte levensbeschrijving. Joop - dat was zijn roepnaam; bij de Burgerlijke Stand stond hij ingeschreven als Johan Conrad - werd geboren op 6 oktober 1918 in Amsterdam. Zijn ouders waren Johannes Hendrik (Jan) Steenbeek (1884-1975) en Albertine Hendrika Maria (Tine) Gerritsen (1888-1968). Hij had een oudere zus (1914) en oudere broer (1916) en twee jongere broers (1924 en 1926). Van moederskant stamde hij uit een familie van zilverfabrikanten. Zijn vader trad in 1904 in dienst van de ‘N.V. Nederlandsche Fabriek van Gouden en Zilveren Werken voorheen J.A.A. Gerritsen’, waar hij opklom tot directeur.

Joop Steenbeek. Foto Stichting De ZilverKamer Zeist.

In 1919 verhuisde het gezin Steenbeek-Gerritsen naar Zeist. Zijn vader zat in de oudercommissie van de openbare lagere school aan de Prof. Lorentzlaan en het ligt voor de hand dat Joop zijn lagere schooltijd op deze school heeft doorgebracht. Na de lagere school ging hij naar de openbare uloschool op de Choisyweg. In 1935 slaagde hij voor mulo-B. Kort daarna slaagde hij voor het toelatingsexamen voor de Middelbare Technische School te Utrecht aan de Vondellaan, waar hij in 1939 het diploma bouwkunde behaalde. In 1957 werd de Middelbare Technische School hernoemd tot Hogere Technische School. Na het vervullen van de dienstplicht werd hij in 1940 aangesteld tot assistent-bedrijfsleider op de ‘familie-zilverfabriek’ Gerritsen & Van Kempen.

Op 16 maart 1944 trouwde hij in Zeist de KNIL-officiersdochter Louise Therèse Margaretha (Loek) Lindgreen, geboren op 18 november 1918 te Padang-Sidempuan (Sumatra, Nederlands Oost-Indië), dochter van Hendrik Johannes Lindgreen (1888-1957) en Paulina Maria Jacoba van Olffen (1894-1992). Getuigen waren Joops zus Johanna Catharina Maria (Miep) en broer Jan Gerhard. Het echtpaar kreeg drie kinderen: Louise Pauline (1945), Robert Hans (1946) en Marijke Albertine (1948).

Hun eerste woonadres was Lindelaan 19. Op 20 juni 1944 verhuisde het echtpaar naar Waterigeweg 29, het woonadres van directeur Van Kempen. In de geboorteadvertentie van 28 februari 1945 wordt Karpervijver 17 opgegeven, het adres van de zilverfabriek. Op 8 november 1947 verhuisde Joop met zijn gezin naar Coevorden, Oranjewijk 11. In 1948 kreeg hij van de provincie Drenthe en de gemeente Coevorden toestemming om in de buurtschap - tegenwoordig een villawijk - het Klooster een landhuis te bouwen. De verhuizing naar het door hemzelf ontworpen Klooster 19 (omgenummerd in 29) vond op 25 maart 1950 plaats.

In Drenthe wist hij al snel de aandacht op zich te vestigen. In 1951 werd in Coevorden de Rotaryclub Emmen-Coevorden geïnstalleerd. Joop was een van de leden. In het eerste bestuur vervulde hij de functie van 2e secretaris. In 1953 werd hij benoemd tot lid van de provinciale commissie tot reorganisatie van het Drents Leerlingenstelsel. In 1954 werd hij als een van de vertegenwoordigers van werkgevers lid van de Regionale contactcommissie opvoering productiviteit. Twee jaar later benoemde de minister van Verkeer en Waterstaat hem tot lid van de PTT-Kamer voor de provincie Drenthe.

In een artikel in de Winschoter Courant van 14 november 1955 wordt hij als voorzitter genoemd van MHC Coevorden (Mixed Hockey Club Coevorden; oprichtingsjaar 1953) en in de Emmer Courant als voorzitter van CTC (Coevorder Tennisclub; oprichtingsjaar 1920). Tijdens het werkbezoek van koningin Juliana op 8 september 1972 aan Coevorden dat samenviel met de herdenking het ontzet van de stad in 1672 leidde hij haar rond in de nieuwe Technische School.

Bij het bezoek van koningin Juliana aan de nieuwe Technische School was Joop haar gids. Collectie Stichting De ZilverKamer Zeist.

Rosette Zandvoort-van Kempen (1922-2023), dochter van directeur Van Kempen, vertelde in een ontmoeting met het bestuur van Stichting De ZilverKamer in 2017 dat haar vader Joop altijd kritisch heeft gevolgd. Met zijn werkwijze in Coevorden was men in Zeist niet altijd ingenomen.

Joop was betrokken bij de keuze van Coevorden voor het vestigen van een nevenvestiging en de bouw en uitbreiding van het fabrieksgebouw. Als bedrijfsleider gaf hij hieraan leiding. Mr. S.A.C. Begeer, voorzitter van de raad van bestuur, complimenteerde hem daarmee in 1965: ‘Na de oorlog hebt u het bedrijf in Coevorden opgebouwd. Het werd een succes’. In 1957 keerde hij naar Zeist terug om ing. J. Hammes als adjunct-directeur op te volgen. Gerritsen & Van Kempen fuseerde in 1960 met Van Kempen, Begeer & Vos. In 1961 werd de statutenwijziging van het nieuwe edelmetaalbedrijf Van Kempen & Begeer goedgekeurd en werd Joop tot directeur en tot lid van de raad van bestuur benoemd.

Als Joop niet in de gelegenheid was om terug te reizen naar Coevorden - waar hij was blijven wonen -, logeerde hij vaak in Hotel Figi in Zeist.

Figi was in de jaren dat Gerritsen & Van Kempen | Van Kempen & Begeer in Zeist was gevestigd een bijzondere plek voor deze vennootschap. Zij hield er haar aandeelhouders- en commissarissenvergaderingen en gaf er recepties voor directieleden. Omdat Figi in het restaurant Gero-hotelzilver gebruikte, had Gerritsen & Van Kempen | Van Kempen & Begeer aan Figi zilveren bestek en schalen van eigen fabricaat in depot gegeven met de afspraak dat haar directie en commissarissen bij diners dit zilver voorgelegd respectievelijk voorgezet zouden krijgen.

Op 3 september 1965 vierde Joop zijn 25-jarig dienstjubileum. ’s Morgens werd hij verwelkomd op de fabriek in Voorschoten. De officiële huldiging was ’s middags in Zeist in Figi, waarop deputaties van de fabrieken in Coevorden en Voorschoten en het voltallige personeel van de fabriek in Zeist aanwezig waren. De cadeaus die door Van Kempen & Begeer werden aangeboden, hielden verband met de paardensport, een van zijn hobby’s. Ir. J. van Achterberg (1896-?), president-commissaris van Van Kempen & Begeer, bood hem een stokpaardje aan met in de mond een couvert. Hierin zat een bedrag dat ruim voldoende was om er een paard voor te kopen. Van het personeel kreeg hij een koets van het type jachtwagen en een bellentuig voor een paard cadeau. Van het ontvangen geld werd Rusty gekocht, een Gelderse ruin. Dit ras is geschikt als rij- en koetspaard.

Nieuwe Zeister Courant 6 september 1965.

De koetsierskunst van Joop werd door Hermanus (Manus) Dirksen (1902-1988) - chef-bruineerder/kwaliteitscontroleur op de fabriek in Zeist -, spreker namens het personeel, als symbool gebruikt voor diens personeelsbeleid. In de geest van de teugels in handen houden en niet te veel naar rechts of naar links mennen.

Hij beoefende in die jaren niet alleen de mensport, maar hield ook van jagen en zweef- en sportvliegen. Begin jaren zestig was hij ook begonnen met schilderen in het atelier ‘De witte boerderij’ van Stien Eelsingh (1903-1964) in Staphorst. Een ander atelier was gevestigd in een boerderij in Holslootbrug.

Zilveren miniatuur jachtwagen. Keurtekens Waarborgwet: meesterteken VKB (Koninklijke van Kempen & Begeer); gehalteteken: staande leeuw (1e gehalte; het Nederlandse keurmerk voor 925/1000 zilver); kantooraanduidend teken: Minervakop met letter C (Den Haag); jaarletter: F (1965). Deze vier keurtekens worden gevolgd door de keur van kleine nieuwe zilveren voorwerpen: het zwaardje. Op het miniatuur zijn drie zwaardmerkjes afgeslagen. Gewicht 340 gram. Palissanderhouten sokkel 32 x 13 cm. Op de zilveren plaquette: AANGEBODEN AAN DE HEER J.C. STEENBEEK | DOOR HET PERSONEEL DER | N.V. KONINKLIJKE VAN KEMPEN EN BEGEER EN DOCHTERMAATSCHAPPIJEN | 1940 3 SEPTEMBER 1965.
De koets met Joop Steenbeek op de bok en paard Kobus ervoor.

Zoals sinds 1932 traditie werd in de fabriek in Zeist een bronzen plaquette met zijn naam aan de muur met jubilarisborden opgehangen. Deze plaquette is in bezit van De ZilverKamer.

Bij de Lintjesregen van 1966 werd hij benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.

Op de aandeelhoudersvergadering van Van Kempen & Begeer - met fabrieken in Coevorden, Voorschoten en Zeist, juwelierszaken in Amsterdam, Den Haag, Leiden, Rotterdam en Utrecht en buitenlandse handelsvestigingen in Brussel en Düsseldorf - op 10 juli 1970 werd het jaarverslag 1969 behandeld. Het verslag gaf een teleurstellend resultaat over het afgelopen jaar te zien. De winsten waren gevoelig gedaald. Er werd geen dividend uitgekeerd, terwijl het over 1968 nog 8 procent bedroeg.

Het slechte resultaat van het concern ondermijnde de positie van Joop Steenbeek. Ir. J. van Achterberg, president-commissaris van Van Kempen & Begeer, zei in 1965 in zijn feestrede tegen hem bij zijn 25-jarig dienstjubileum: ‘Wij, de commissarissen van de vennootschap oordelen zeer gunstig over u (…) en hopen dat u nog lang aan het bedrijf verbonden zult blijven’. Vijf jaar later waren deze woorden vergeten. Hij kreeg - voor hem vrij onverwacht - ontslag en vertrok zonder gouden handdruk. De kranten brachten op 11 juli dit nieuws alsof hij zijn functie de dag ervoor vrijwillig had neergelegd, omdat hij zich niet kon verenigen met het beleid voor de toekomst. Uit het artikel in De Telegraaf blijkt echter dat de raad van commissarissen - bestaande uit H. During, voorzitter, prof. mr. K.V. Antal en W. Vrolijk - hem al eerder had ontslagen. Deze krant schrijft namelijk ‘enige tijd geleden’. In het interview met Rein van der Sleen in het Nieuwsblad van het Noorden van 6 september 1986 gaf Joop Steenbeek zijn visie: ‘Begeer had de meeste aandelen en ik had ze niet, dus was het een uitgemaakte zaak’, Mr. S.A.C. (Bas) Begeer (1922-1997), voorzitter van de raad van bestuur, zag dat anders en schreef in 1975 dat de structuur van Van Kempen & Begeer in 1970 werd herzien en dat de leiding aan die nieuwe opzet werd aangepast.

In Coevorden wordt hij door oud-medewerkers nog herinnerd voor enkele bijzondere zaken in zijn functie als directeur van Van Kempen & Begeer, zoals de tuinvergaderingen van de ondernemingsraad en de kerstmarkt.

De personeelskern van de fabriek in Coevorden werd in 1963 een ondernemingsraad (OR). Meerdere vergaderingen van de OR werden in de tuin van het woonhuis van Joop Steenbeek gehouden. Vanuit de fabriek werd de catering verzorgd. Joop zal zijn tuin bewust beschikbaar hebben gesteld om de sfeer informeler en meer ontspannen te houden. Dat was wezenlijk voor het soepel functioneren van de onderneming.

Hij stelde voor de medewerkers in Coevorden de kerstmarkt in. Medewerkers werden in de gelegenheid gesteld om overtollige en in verband met lichte beschadiging afgekeurde producten tegen een gereduceerde prijs te kopen.

In de tuin had hij met medewerking van de fabriek een zwembad aan laten leggen. ‘Een betonnen bak van zo’n 3 bij 6 meter, niet te vergelijken met de gelikte zwembaden van nu’, herinnert zich een dochter van hem. Als hij uit Zeist terugkwam vanuit Zeist, nam hij steevast een duik. Ook al was het koud.

Van heel andere aard is de herinnering aan het feit dat hij het Coevordens schildersbedrijf H.H. Scheffer opdracht gaf een machine te verven. Hij had zelf de kleur uitgekozen. Toen de klus klaar was, was hij toch niet tevreden over de kleur. De machine werd nog drie keer overgeschilderd. Het hing waarschijnlijk samen met zijn artistiek gevoel. De auto van het Engelse merk Wolseley - crèmewit met rode leren bekleding - waarin hij reed, was in Coevorden een opvallend model. En als Joop Steenbeek vanuit Voorschoten of Zeist op de terugweg naar Coevorden was, dan werd naar de fabriek in Coevorden gebeld met de mededeling dat hij onderweg was.

Het lukte hem niet een nieuwe baan te vinden. De impact van het ontslag was te groot voor hem. In het interview met Van der Sleen zei hij: ‘Toen ik bij Van Kempen-Begeer weg was, ontdekte ik dat ik niet meer met mensen kon werken’. Vele jaren reisde hij de wereld over en van zijn hobby’s schilderen en beeldhouwen maakte hij zijn beroep. In 2009 zei hij over de periode van zijn leven als kunstenaar: ‘Ik ben daarmee begonnen nadat ik mijn werkzaamheden bij de zilverfabriek had beëindigd. Ik heb dit alleen kunnen doen doordat Loek, als middelpunt van de familie, mij alle ruimte en vrijheid gaf. Zij had een creatieve geest en gouden handen. Ook de kinderen steunden haar en mij in deze nieuwe situatie’. Tot op 91-jarige leeftijd is hij blijven schilderen; de laatste jaren in het atelier van Toon de Haas (1929-2015) in Amstelveen.

Tussen 1973 en 1990 was zijn woonadres Socrateslaan 5A in Zeist - sinds 1935 woonde zijn schoonfamilie op dit adres -, maar met een postbusnummer in Coevorden. Zijn laatste woon-adres was het appartementengebouw Rabenhaupt aan het Stationsplein in Coevorden.

Samen met zijn broer Hans (1926-2010) nam hij het initiatief voor de tentoonstelling ‘Zeist - Zilver - Werken’ in Slot Zeist van 12 december 2004 tot en met 13 maart 2005. Als vervolg op deze succesvolle tentoonstelling richtten zij op 25 augustus 2005 Stichting De ZilverKamer op met het doel de herinnering aan de Zeister zilverindustrie te bewaren.

Na zijn overlijden op 28 februari 2013 werd hij in een door hem zelfgemaakte kist in zijn eigen bus naar de begraafplaats aan de Woudenbergseweg in Zeist gebracht, waar hij bij zijn vrouw - zij overleed op 24 september 2003 - werd begraven (graf C 1394).

Nagekomen

Gerritsen & Van Kempen revue (1953) van Jopie Lingeman uit de Bentheimerstraat. In die tijd liepen kerels gewoon tijdens toneelstukken in vrouwenkleding. Hilariteit ten top.
Links op de foto Freek Even. Archief Herman Wessel.
Een beeld van een musical/revue van Joop Lingeman uit de jaren ’60, georganiseerd door de zilverfabriek Van Kempen & Begeer.
Voorgrond: de jongens Jan en Hans Hofmeijer
Links achter: Freek Even
Op de bok: Theo Gerrits
Helemaal rechts: Trijntje Sloots
Nog onbekend: de dame op de bok, Annie Hond (?).
Bron foto Hans Hofmeijer.

Bronnen


Archieven

  1. Stadsarchief Amsterdam, bevolkingsregister
  2. Gemeentearchief Coevorden, bouwarchief
  3. Gemeentearchief Zeist, bevolkingsregister

Boeken

  1. S.A.C. Begeer, ‘Hoofdstukken uit de wordingsgeschiedenis van de Koninklijke Van Kempen en Begeer’, in: Mensen en Zilver, bijna twee eeuwen werken voor Van Kempen en Begeer, Rotterdam/Amersfoort 1975, 5-28, aldaar 21
  2. Est. 1789 Van Kempen & Begeer, 2019
  3. Annelies Krekel-Aalberse, Willem Voorthuysen, Zeist, zilver, werken, Zwolle 2004
  4. Jan Gerhard Steenbeek, Cahier nr. 1 van Joop Steenbeek. De Zilverfabriek, Leusden 2013
  5. W.D. Voorthuysen, Het zilveren Zeist. De geschiedenis van de Zeister bestekindustrie (± 1900 - ± 1980), Amsterdam 1999

Kranten

  1. Algemeen Dagblad: 11 juli 1970, 8 mei 1981, 4 januari 1982 en 20 mei 1983
  2. Algemeen Handelsblad: 10 juni 1948, 14 juni 1960 en 29 augustus 1961
  3. Arnhemsche Courant 10 maart 1949
  4. Dagblad voor Coevorden, 1 oktober 1964
  5. De Maasbode 30 mei 1949
  6. De Telegraaf 11 juli 1970 en 25 april 1981
  7. De Tijd: 16 augustus 1948, 1 februari 1955, 7 juni 1957, 11 mei 1966, 11 juli 1970, 21 september 1970 en 11 november 1970
  8. De Zeister Courant: 18 maart 1944 en 28 februari 1945
  9. Emmer Courant: 16 oktober 1946, 30 mei 1947, 4 februari 1948, 26 november 1948, 19 september 1949, 10 maart 1948, 19 maart 1951, 23 juni 1954, 28 januari 1955, 19 januari 1956, 13 februari 1956, 7 september 1956, 4 september 1956, 23 november 1956, 11 september 1957, 13 september 1957, 19 februari 1958, 12 mei 1958, 21 november 1958, 10 juni 1959 en 22 juni 1959
  10. Handels & Transportcourant 11 januari 1948
  11. Het Parool 19 maart 1949 en 11 juli 1970
  12. Leeuwarder Courant 17 juni 1971
  13. Leidsch Dagblad 22 mei 1975
  14. Nieuwe Haarlemsche Courant 14 juni 1962
  15. Nieuwe Utrechtsche Courant 14 juli 1939
  16. Nieuwe Zeister Courant: 6 juli 1964, 30 augustus 1965 en 6 september 1965
  17. Nieuwsblad van het Noorden: 12 juli 1957, 4 juni 1963, 1 oktober 1964, 2 juli 1965, 17 september 1966, 29 december 1967, 9 september 1972, 21 mei 1975, 21 februari 1980, 7 december 1982 en 6 september 1986
  18. Nieuwsblad van het Zuiden 4 september 1956
  19. Ons Noorden: 26 oktober 1948, 4 juli 1951, 19 augustus 1952, 28 augustus 1957 en 8 december 1962
  20. Overijsselsch Dagblad: 22 april 1949 en 15 december 1950
  21. Provinciale Drentsche en Asser Courant: 2 juli 1947, 10 maart 1949, Courant 23 februari 1953 en 14 september 1957
  22. Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant 15 juni 1949
  23. Trouw: 6 juni 1947, 11 juni 1948 en 31 mei 1949
  24. Tubantia: 12 december 1969, 13 juli 1970 en 15 december 1969
  25. Twentsch Dagblad: Tubantia 6 november 1954, 29 januari 1955, 7 september 1957, 21 september 1957 en 16 december 1959
  26. Utrechtsch Provinciaal en Stedelijk Dagblad: 5 juli 1935 en 22 juli 1935
  27. Winschoter Courant: 28 juli 1947 en 14 november 1955

Tijdschriften

  1. Bouw; centraal weekblad voor het bouwwezen, jrg 3, 1948, no. 1-52, 24 december 1948
  2. De metaalbewerker; orgaan van de Metaalbewerkersbond in Nederland, jrg 52, 1947, no. 21, 18 oktober 1947
  3. De Nederlandse industrie; orgaan van het Verbond van Nederlandsche Werkgevers, 1957, no. 19, 1 oktober 1957
  4. Financieele Koerier: jrg 6, 1948, no. 24, 18 juni 1948; jrg 6, 1948, no. 33, 20 augustus 1948; jrg 8, 1950, no. 22, 2 juni 1950 en jrg 10, 1952, no. 28, 11 juli 1952
  5. G v K nieuws, herfst 1956
  6. Het hoefijzer; maandelijksch correspondentieblad-orgaan van het Centraal Genootschap voor Kinderherstellings- en Vacantiekolonies, jrg 36, 1953, no. 3, 15 maart 1953
  7. Kerknieuws; weekblad voor objectieve berichtgeving van alle protestantse kerkformaties in Nederland: jrg 7, 1949, no. 325, 30 juli 1949 en jrg 9, 1951, no. 421, 23 juni 1951
  8. Nederlandsch fabrikaat; orgaan der Vereeniging Nederlandsch Fabrikaat, jrg 35, 1952, no. 3, 1 maart 1952
  9. St. Eloy; weekblad van den Ned. R.K. Metaalbewerkersbond, jrg 56, 1963, no. 13, 29 juni 1963
  10. Zilverstaaltjes, oktober 1963

Websites

  1. Geheugen van Drenthe Drenthe, geschiedenis 1940-2000 — https://geheugenvandrenthe.nl/encyclopedie-drenthe/drenthe-geschiedenis-1940-2000
  2. Huib D. Minderhoud, De Coevorder industrie, herstel en uitbreiding, Ganseveer, tijdschrift van de historische vereniging Stadt en Heerlickheijdt Covorden, 2002, p. 5 e.v. https://www.huibminderhoud.nl/wp-content/uploads/2022/04/2002-juni-ganseveer-de-coevorder-industrie-herstel-en-uitbreiding.pdf
  3. P.J. Prins, Hoe Zeist zijn glans verloor, Seijst 2001 (4), p. 105 e.v. https://www.nederlandsetinvereniging.nl/wp-content/uploads/1500/1569_AUW.pdf
  4. Database Coevorden info@database-coevorden.nl
  5. https://www.archieven.nl/mi/2231/?mivast=2231&mizig=0&miadt=2231&miview=lst&milang=nl&mizk_alle=ensink
  6. De Gereformeerde Kerk te Coevorden (3) | Website gewijd aan de landelijke en regionale geschiedenis van de Gereformeerde Kerken in Nederland (GKN) 1834-2004 — https://gereformeerdekerken.info/2021/07/22/de-gereformeerde-kerk-te-coevorden-3/

Met dank aan de heren Berend (Bé) van der Weide (beheerder Database Coevorden), Ben Ensink, Freek (Frederikus) Even, Jan de Reiger en Bert Wessel en mw. Marleen Schwab.