Medailleur en stempelsnijder Johannes Cornelis Wienecke (1872-1945) en Zeist
Ja, Zeist, het vertrek uit deze gemeente heeft mij veel gespeten
R.P.M. Rhoen
In september 2017 verscheen een monografie over de medailleur en stempelsnijder Johannes Cornelis Wienecke (1872-1945), een uitgave van de Stichting Nederlandse Penningkabinetten. Deze Nederlands belangrijkste medailleur, ontwerper en stempelsnijder uit de eerste helft van de 20e eeuw woonde van 1904 tot 1923 in Zeist. Wat zei de Zeister pers over zijn werk dat in die jaren verscheen? Wat heeft hij in Zeist aan herinnering achtergelaten?
Zeist als woonplaats
Zijn eerste woonadres in Zeist was Jagerlaan 1d, in 1903 gebouwd als dubbel woonhuis. Het gezin Wienecke bestond bij de komst in Zeist uit zijn echtgenote Caroline Peeters (1868), zoon Eduard (1898) en dochter Sietske Caroline (1899). In 1905 kwam zijn dochtertje Johanna (Hansje) ter wereld. In 1907 woonde hij op het adres Parklaan 15, een ruimere woning gelegen in het chique Wilhelminapark, een blok van vier woningen gebouwd in 1903. Op de Parklaan bleef hij tot 1921/1922 wonen.
Wienecke was werkzaam op de Rijks Munt in Utrecht. Vanuit Zeist had hij een goede reisverbinding naar die stad. Vanaf beide adressen was het niet ver lopen naar het treinstation aan de Slotlaan van de in 1901 geopende spoorlijn Utrecht-Bilthoven-Zeist. Een andere reismogelijkheid was de tram die over de Slotlaan liep. Toen Wienecke in Zeist kwam wonen was dat nog een paardentramdienst, maar die werd in 1909 vervangen door een elektrische tram.
Wieneckes huisbaas wilde het pand Parklaan verkopen, om die reden moest hij in 1921/1922 naar Bergweg 75 verhuizen. Zijn buurman op de Bergweg was dichter en literatuurhistoricus Pieter Minderaa, leraar klassieke talen aan het Christelijk Lyceum. Maart 1923 verhuisde hij naar de De Bilt, Soestdijkseweg Zuid 91b (1933/1934 vernummerd in 203). In 1936 - hij was sinds 1928 weduwnaar - trok hij in bij zijn zoon Eduard, Vermeerlaan 33 in Bilthoven.
Penningen en plaquettes van Wienecke
De naam Wienecke lazen de Zeistenaren voor het eerst in de Weekbode voor Zeist, Driebergen en Omstreken van 15 februari 1899. Het ‘Utrechtsche Dames Comité’ had voor een verloting op een fancyfair ter ondersteuning van het ‘Centraal-comité ter oprichting en instandhouding van Volkssanatoria’ van hem een beeld ontvangen. Hij was een van de kunstenaars die deze actie ondersteunde. Bij zijn naam werd speciaal vermeld: ‘de vervaardiger van de Inhuldigings-Medaille’. Hiermee werd gedoeld op de inhuldiging van koningin Wilhelmina op 6 september 1898 in Amsterdam.
De volgende keer las men zijn naam in de krant van 7 december 1904, waarin vermeld werd dat er bij gelegenheid van de begrafenis van oud-president Paul Kruger in 1904 te Pretoria (Zuid-Afrika) een penning was geslagen. Het borstbeeld op de voorzijde was van Wienecke ‘stempelsnijder aan ’s Rijks Munt’. De krant was vol lof: ‘Het model van Kruger’s kop komt uitmuntend op den bronzen penning uit’.
Kruger was immens populair in Nederland. In 1900 reisde hij naar Europa om steun te zoeken tegen de Engelsen in de Tweede Boerenoorlog (1899-1902). Tijdens zijn treinreis naar Den Haag stopte de trein op 6 december op station Driebergen-Zeist, waar Kruger een massale ontvangst ten deel viel. De gemeentebesturen van Zeist en Driebergen-Rijsenburg waren aanwezig. De muziekverenigingen uit beide plaatsen speelden het Transvaalse volkslied, dat luidkeels door het toegestroomde publiek ondersteund door een zangkoor uit Driebergen werd meegezongen.
In 1907 werd de Tweede Haagse Vredesconferentie gehouden. Na afloop bejubelde de Amerikaanse onderhandelaar de resultaten als de grootste stap die ooit in één keer was gezet in de richting van wereldvrede. Aan de afgevaardigden werd een draagpenning uitgereikt. De penning was een ontwerp van Wienecke. De krant zei over zijn ontwerp: ‘Voor zijn artistieken, talentvollen arbeid komt den heer Wienecke alle lof toe’.
Op 8 mei 1909 nam de Weekbode een bericht over uit de Staatscourant over het uitgeven van een door Wienecke ontworpen gedenkpenning ter gelegenheid van de geboorte van prinses Juliana. De penning werd geslagen in goud, zilver en brons.
Omdat er problemen waren met de stempels voor de Nederlandse munten en deze vervangen moesten worden, werden gelijk munten ontworpen met een nieuwe beeltenis van koningin Wilhelmina. Het ontwerp was van de hand van Wienecke. De nieuwe munten werden in 1910 in omloop gebracht.
Het ruim 200 hectare grootte Zeisterbos werd in 1830 eigendom van bankier Albert Voomberg. In 1879 erfde zijn dochter Aletta C.A., gehuwd met Mr. Matthieu C.H. ridder Pauw van Wieldrecht, het bos. Zij stelde het bos open voor wandelaars. Zo bevorderde zij het toerisme en de werkgelegenheid. Zij deed ook veel charitatief werk in een tijd waar veel mensen het arm hadden. Na haar overlijden in 1913 kocht de gemeente Zeist het bos om als natuurgebied te behouden.
Om de naam van mevrouw Pauw van Wieldrecht-Voombergh in herinnering te houden, werd een gedenkteken in de vorm van een monumentale bank opgericht. Op 18 november 1915 werd de bank onthuld. De bank is gemaakt van zandsteen en rust op een hardstenen voet. De zitting was oorspronkelijk van teakhout. Het kunstwerk is een ontwerp van architect Jan Stuivinga, illustrator Cornelis Jetses en Wienecke. Voor hun werk was belangeloos. Wienecke heeft de rechthoekige bronzen plaquette 500 x 320 mm (b x l) in de rug van de bank met de tekst: ‘1915 | IN DANKBARE | HERINNERING | AAN DE DOUAIRIERE | RIDDER MR M.C.H. PAUW | VAN WIELDRECHT | GEBOREN | A.C.A. VOOMBERGH’ ontworpen. De inscriptie wordt aan de bovenzijde en aan weerszijden omgeven door een bundel dennentakken met dennenappels vermengd met eikentakken en omwonden met een lint. De huidige plaquette is een replica uit 1987. De originele werd ontvreemd.
Voor de op 19 juni 1921 in Zeist gehouden nationale atletiekwedstrijden werden door de gemeente Zeist en burgemeester baron Van Tuyll van Serooskerken medailles geschonken: ‘Voor elken wedstrijd zijn minstens een drietal medailles beschikbaar, waaronder ook een tweetal geslagen naar het gemeentewapen, beschikbaar gesteld door het gemeentebestuur, terwijl onze burgemeester apart zijn sympathie voor de te houden wedstrijden aan den dag legde door een prachtvolle zilveren medaille te schenken, ontworpen door onzen artistieken plaatsgenoot, den heer Wienecke’. In een ander krantenbericht geprezen als: ‘op hoogst artistieke wijze ontworpen door onzen plaatsgenoot, den heer Wienecke’. Deze medaille werd gewonnen door de heer D.G. v.d. Weel van de Amsterdamse voetbalvereniging ‘Blauw-Wit’.
Het bevreemdt dat deze penning is geproduceerd door de Koninklijke Nederlandsche Edelmetaal Bedrijven Van Kempen, Begeer & Vos, bekend als Koninklijke Van Kempen & Begeer te Voorschoten, zoals in de biografie van Wienecke wordt vermeld (p. 378, nr. 196), terwijl in Zeist de Nederlandsche Fabriek van Gouden en Zilveren Werken voorheen J.A.A. Gerritsenaee was gevestigd, die al decennialang penningen produceerde. Of het had te maken met de verstoorde verhouding tussen de firma Gerritsen en de gemeente Zeist c.q. de burgemeester? Een onenigheid die pas in 1932 werd bijgelegd.
De gemeente Zeist beschikte sinds 1914 over een eigen erepenning. Deze was ontworpen door de firma Gerritsen en werd daar ook geslagen. Bij de beraadslagingen over het ontwerp adviseerde raadslid Jhr. Van de Poll jr. advies te vragen aan Wienecke. Het is niet bekend of het college van burgemeester en wethouders zijn advies heeft ingewonnen.
Voorzijde: gemeentewapen van Zeist in bovenhoek, omgeven door eikenbladeren, eikels en dennenappels, in de benedenhoek een schild rustend op lauwerbladeren waarop het gekroonde familiewapen van Van Tuyll van Serooskerken omgeven door met linten doorslingerde lauwertakken, langs de zijkanten eikenbladeren, eikels en varens Keerzijde: glad, ruimte voor een inscriptie Determinatie: brons, geslagen, ruit, 55 x 55 mm Signaturen: jcw 1921
De Zeister Courant attendeerde in zijn editie van 5 november 1921 de lezers op een plaquette van Dr. Abraham Kuyper op 80-jarige leeftijd door Wienecke, die in de handel zou verschijnen.
W.K.F. Zwierzina schrijft in zijn artikel ‘De medailleur J.C. Wienecke’ (Op de hoogte, oktober 1926, p. 254-257) dat dit de grootste plaquette ter wereld was die ooit was geslagen.
Niet altijd besteedde de plaatselijke krant aandacht aan het werk van Wienecke in de jaren die hij in Zeist woonde. Het aantal penningen en plaquettes was waarschijnlijk ook te groot. Over een mogelijk vergeten werk stond in De Zeister Courant van 7 oktober 1922: ‘Een nieuw werk van den heer Wienecke. De heer J.C. Wienecke alhier, oud-stempelsnijder aan ’s Rijks Munt, is thans werkzaam aan het ontwerp van het Grootzegel voor het Internationaal Gerechtshof. Het werk is nagenoeg gereed. Het geheel stelt voor Justitia, gezeteld op den troon en daaronder de aardbol. Voor het ontwerpen waren de heer Wienecke en twee buitenlandsche artisten uitgenoodigd.’
Op 6 september 1923 vierde koningin Wilhelmina haar 25-jarig regeringsjubileum. Ter gelegenheid hiervan werd een penning uitgegeven, gemodelleerd Wienecke. In Zeist adverteerde R. Lubach in de krant - op de Steynlaan had hij zaak voor onder andere graveren en ciseleren -
dat die penning bij hem te koop was: ‘Herinnerings-medaille (ontwerp J.C. Wienecke). Uitvoering als legmedaille (60 m.M.) in goud ƒ 150,00, in zilver ƒ 8,50, in brons ƒ 2,00, en als Draagmedaille (29 m.M.) in goudkleurig brons (z.g. Strooi- of Schoolkinderpenning) 10 cent per stuk.’
De Nederlandsche Fabriek van Gouden en Zilveren Werken voorheen J.A.A. Gerritsen produceerde voor de gelegenheid van het regeringsjubileum van koningin Wilhelmina een zilveren jubileumbeker. In De Zeister Courant van 23 juni 1923 wordt een uitvoerige beschrijving gegeven: ‘De Nederlandsche fabriek van gouden en zilveren werken v/h J.A.A. Gerritsen alhier heeft ter gelegenheid van het jubileum van de Koningin een zilveren beker ter hoogte van 32 c.M. doen vervaardigen. Op den voet is een oranjetak aangebracht. De eigenlijke kelk wordt aan de boven zijde afgesloten door een bewerkten rand, waarin twee medaillons staan. Aan de eene zijde het portret van de Koningin met naar links gewend gelaat naar het ontwerp van den Heer Wienecke, bijna gelijk aan dat voorkomend op een zijner groote plaquettes. De andere zijde vertoont den volop vruchtdragenden Oranje-boom, waarachter de half opgekomen Oranje-zon en de jaartallen 1898 en 1923. De rand vertoont verder vruchtdragende eikentakken. Om het deksel cirkelt een oranjetak en de Koninklijke kroon bekroont in letterlijken zin het geheel.’
De firma Gerritsen vervaardigde ook vier plaquettes gemodelleerd door Wienecke die betrekking hadden op dit jubileum; twee grote en twee kleine plaquettes. De grote droegen de titel: ‘De Hollandsche Tuin, op vaste ondergrond, trotseert de dreigende golven’ en ‘De Wijsheid voert het schip van Staat ondanks klippen en noodweer naar veilige haven’ en de kleinen: ‘Met vasten hand bestuurt H.M. Koningin Wilhelmina het Nederlandsche schip van Staat’ en ‘Terwijl rondom de oorlog woedde, heerschte rust en vrede in ons Land’. Ze werden in de handel gebracht door de in Zeist gevestigde Maatschappij tot Exploitatie van Herinnerings-Medailles en Plaquettes. Stichting De Zilver-Kamer bezit een bronzen exemplaar van ‘De Hollandsche Tuin’ (38 x 51 cm).
Het feestcomité bood de burgemeester als dank voor de verleende steun door de gemeente twee bronzen jubileumplaquettes aan ze in het gemeentehuis op te hangen. Deze plaquettes bevinden zich niet meer in het bezit van de gemeente Zeist. Dit was het begin van een nauwe samenwerking tussen Wienecke en de firma Gerritsen/Gerritsen & Van Kempen.
De Nederlandsche Fabriek van Gouden en Zilveren Werken voorheen J.A.A. Gerritsen bestond 60 jaar in 1926. Het bedrijf was in 1866 door Johannes A.A. Gerritsen te Amsterdam opgericht. In 1904 was de fabriek naar Zeist overgebracht. Na de toetreding van Anton E. van Kempen en het inbrengen van zijn vermogen in die onderneming en de deelname van zijn vader in het bedrijfs-kapitaal, was de naam in 1925 gewijzigd in Nederlandsche Fabriek van Gouden en Zilveren Werken Gerritsen & Van Kempen. Op 4 mei werd het jubileum gevierd en tevens werd afscheid genomen van Johannes A. Gerritsen als directeur. Namens het personeel werd hem een zilveren sigarenkist die - hoe kan het anders - in de fabriek vervaardigd was. Als eerbetoon aan de oprichter Johannes A.A. Gerritsen was op de sigarenkist zijn borstbeeld, gemodelleerd door Wienecke, aangebracht.
Jhr. Mr. Dr. Fredrik (Frits) van de Poll vierde op 17 maart 1930 zijn 70e verjaardag. Hij had veel maatschappelijke verdiensten. Onder andere was hij lid van de gemeenteraad, voorzitter van het Koninklijk Zeister Harmonie-Muziekgezelschap, voorzitter van de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst afdeling Zeist en omstreken en voorzitter van de Nederlandse Federatie van Harmonie- en Fanfaregezelschappen. Als raadslid had hij zich in 1913 ingezet voor de aankoop van het Zeisterbos door de gemeente. Reden voor velen om hem op grootse wijze te huldigen. Als blijvend huldeblijk werd hem een monumentale bank in het Zeisterbos aangeboden, bekend als de Van de Poll-bank.
De stenenbank werd ontworpen door gemeentearchitect Meerdink. In de rugleuning is een rechthoekige keramieken plaquette (1.000 x 150 cm) - bestaande uit drie delen - aangebracht met in het Latijn het opschrift: AD HONOREM EXCELLENTIS OPTIMEQUE MERITI | VIRI JHR. MR. FREDERIK VAN DE POLL PLURIMI | CIVES HOC SCAMNUM EXTRUENDUM CURAVERUNT | DIE XVII M. MARTII A° MCMXXX (Ter eere van den uitnemenden en zeer verdienstelijken Jhr. Mr. Frederik van de Poll, hebben zeer vele burgers deze bank opgericht). Aan de linkerzijde van de plaquette is het wapen van de gemeente Zeist omgeven door een krans van dennentakken met dennenappels aangebracht en aan de rechterzijde het familiewapen Van de Poll omgeven door een krans van eikenblad met eikels. Het werk is door Wienecke gesigneerd.
De textielgroothandel G. Wees & Weiss (1752) van de Broedergemeente was sinds 1827 gevestigd in de panden Broederplein 35 en 37. In 1908 werd een gedeelte van het rechts ervan gelegen Broederhuis in gebruik genomen en eind 20-er jaren de schrijnwerkerij en de koorzaal. In 1930 vond een ingrijpende verbouwing plaats. In een feestelijk samenzijn werd op 30 augustus de voltooiing van de verbouwing gevierd. Bij deze gelegenheid bood het personeel de directie een door Wienecke ontworpen bronzen plaquette aan. De verslaggever van De Zeister Courant gaf de volgende beschrijving: ‘[De gedenkplaat] stelt voor een krachtigen vruchtdragenden boom, die zich door een steenachtigen bodem heeft geworsteld (Zinnebeeld van groeigracht). Tegen den stam het wapen van Zeist, geflankeerd door die van Rotterdam en Amsterdam. Onder den cirkelrand de Mercuriusstaf met 2 halfronden der aarde. Als bekroning 2 hoornen van overvloed, waaruit stroomen de verschillende artikelen die de firma voert. Als afsluiting onderaan verpakkingsmateriaal.’ Bij de grote brand in 1967 zal de plaquette verloren zijn gegaan.
De Nederlandsche Fabriek van Gouden en Zilveren Werken Gerritsen & Van Kempen was sinds 1904 gevestigd Karpervijver 17. In de voorgevel van het kantoorgebouw uit 1932 zitten meerdere terracotta reliëfs. In de balkonmuur een reliëf met de tekst: ‘Gerritsen & Van Kempen’, boven de hoofdentree een terracotta reliëf met het Nederlandse rijkswapen en tussen de eerste en tweede bouwlaag bevinden zich zeven verticale reliëfs met voorstellingen van gereedschappen, die gebruikt werden bij de bewerking van zilver. Deze zijn van de keramist Willem C. Brouwer.
In zijn toespraak tot de genodigden en het personeel bij de officiële opening op 19 februari 1932 memoreerde oud-directeur Gerritsen dat in 1916 bij gelegenheid van het 50-jarig bestaan van het bedrijf door het personeel als huldebetoon aan de oprichter Johannes A.A. Gerritsen (1841-1925) een gedenkplaat was aangeboden, die in de hal van de fabriek was opgehangen. En hij deelde mee dat de commissarissen van de naamloze vennootschap besloten hadden ter herinnering aan Johannes M. van Kempen (1855-1931), commissaris, die hij de nestor van de Nederlandse zilverindustrie noemde, een plaquette met diens portret in de hal op te hangen, evenals van de commissarissen Jhr. Mr. Frank K. van Lennep (1865-1928) (links) en Johannes H. van Marwijk Kooy (1847-1916) (rechts). Geëerd met een plaquette werden ook de zilversmeden Gerardus J. Claus (1850-1931) en Johannes Ockers (1859-1927), die meer dan 25 jaar aan de fabriek verbonden waren. Tussen de portretten van Claus en Ockers zou een ‘wall of fame’ voor alle medewerkers komen, die meer dan 25 jaar aan het bedrijf verbonden waren. Voor hen zou een bronzen naamplaat worden aangebracht.
De bronzen plaquettes waren ontworpen door Wienecke. De plaquette met het borstbeeld van Van Kempen toont hem met het gezicht driekwart naar links in medaillon met daaronder de inscriptie: JOHANNES MATTHEUS | VAN KEMPEN SR. | GEB: 14 MEI 1855 OVERL. 26 AUG: 1931. Het citaat van Zwierzina (1926): ‘Wienecke’s portretten munten uit doordat het geen reliëf foto’s zijn, maar ons levende personen te zien geven.’, geldt zeker op voor deze plaquette. In de hal had ook een plaats gekregen de plaquette (300 x 415 mm) gemaakt bij het overlijden van de oprichter van het bedrijf. Het toont het borstbeeld van hem naar rechts kijkend in medaillon met versiering van klimop en de inscriptie: JOHANNES | ALBERTUS ADOLF | GERRITSEN | 1840-26/9-1925. Uiteraard waren beide in de fabriek in Zeist geproduceerd. Deze twee bronzen plaquettes bevinden zich in de collectie van Stichting De Zilver-Kamer.
Aan het eind van de bijeenkomst bood directeur Johannes H. (Jo) Steenbeek alle aanwezigen een plaquette naar ontwerp van Wienecke aan. Getoond worden een frictiepers met daaromheen verschillende producten die door Gerritsen & Van Kempen geproduceerd werden; zoals zilver servieswerk, schepwerk en medailles. Onder de koningskroon de inscriptie: KON. NEDERL. FABRIEK VAN | GOUDEN- EN ZILVEREN WERKEN| GERRITSEN EN VAN KEMPEN | ZEIST en daaronder het gemeentewapen van Zeist. Volgens het krantenbericht ontvingen zij een zilveren exemplaar, maar de plaquette werd ook in brons geproduceerd. Stichting De Zilver-Kamer bezit een zilveren exemplaar.
In de 30-er jaren nam de angst voor oorlog in Europa toe. Een artikel in De Zeister Courant op 23 december 1939 laat zien hoe moeilijk het voor velen was met die dreiging om te gaan. Het maakt ook duidelijk hoe groot de betekenis van een klein sieraad bedoeld kan zijn. ‘Naar wij vernemen, is er een speld in den handel gebracht, die niet alleen door haar artistieke uitvoering (modelé J.C. Wienecke), maar meer nog door het beoogde doel, onze bijzondere aandacht verdient. Deze speld, waarvan hierboven een vergrooting is afgedrukt, is 15 mm breed en 21 mm hoog. Waar in deze critieke tijden het oorlogsspook zoo nu en dan blijkbaar een angstpsychose bij ons volk verwekt, zich uitende in de meest dolzinnige geruchten, kan deze speld mee een middel zijn om ons er aan te herinneren, dat het verspreiden van die geruchten absoluut te veroordeelen is. Overal en te allen tijden, zullen we haar om ons heen zien, deze speld met de woorden “Spreek mij nooit over oorlog”. Zij zegt ons: Zwijg dood het booze gerucht. Negeer het, dring het terug, er is zooveel beter om aan te denken. We voelen ons één als volk; we willen een eiland zijn, bevolkt met goedwillende menschen, temidden van het oorlogsrumoer. Altijd paraat, maar ook altijd bereid de helpende vriendenhand toe te steken. Laten onze soldaten het aan hun vrouwen en verloofden geven, de ouders het hun kinderen schenken, zoodat heel Europa van den diepen vredeswil van ons volk overtuigd wordt en het eigen volk met deze speld een hart onder den riem wordt gestoken. Een gedeelte der opbrengst wordt bestemd voor het Nationaal Fonds voor Bijzondere Nooden. De vervaardiger is de N.V. Kon. Ned. Fabriek van Gouden en Zilveren Werken, Gerrit[sen] & van Kempen, te Zeist. Deze spelden zijn tegen den prijs van slechts ƒ 0,25 bij de juwelierszaken verkrijgbaar, zoowel in speld als brochemodel.’
Het laatste bericht over werk van Wienecke stond in de krant van 4 december 1940. Drukkerij Van Lonkhuijzen, de uitgever van De Zeister Courant, adverteerde: ‘Kunstvolle Bronzen Wand-Plaquettes. Gemodelleerd door J.C. Wienecke naar oude gravures van Jan Luiken. Prijs ƒ 17,50 per stuk. In deze serie zware gegoten plaquettes, welke U in onze etalages kunt zien, zijn opgenomen: De Advokaat, De Notaris, Dokter, Chirurgijn, De Tantmeester, De Apotheker, De Vleeshouwer, De Grutter, De Bakker, De Suijkerbacker. Iedere plaquette geeft een aardige voorstelling weer van bovengenoemde beroepen, alsmede in Oud-Hollandschen tekst een daarbij passend rijm.’
Deze plaquettes waren al in 1927 door Wienecke ontworpen en werden sinds dat jaar door Gerritsen & Van Kempen geproduceerd.
Maatschappelijke betrokkenheid
Gedurende de jaren dat Wienecke in Zeist woonde heeft hij zich met allerlei gebeurtenissen die hier plaats vonden, beziggehouden. Zo zat hij in 1911 samen met jkvr. Marie I.A.J.Ch. Clotterbooke Patijn van Kloetinge-Huydecoper, de echtgenote van de burgemeester, jkvr. Joanna M.E. van de Poll, jkvr. Agnes H. Schuurbeque Boeye-Labouchere, Cornelis Jetses, de bekende illustrator die van 1909 tot 1919 in Zeist woonde, en Johannes H. Kottmann, hortulanus en rentmeester, in de jury voor het bloemencorso dat in 1911 door de Oranjevereniging op Koninginnedag was georganiseerd. De krant vond dat de Oranjevereniging erin geslaagd was een uitnemende jury te vinden.
In 1913 vierde Nederland zijn 100-jarige onafhankelijkheid. Bij de voorbereiding van de Onafhankelijkheidsfeesten in Zeist, gehouden op 5, 6 en 7 augustus, heeft Wienecke een belangrijke rol gespeeld. Al maanden van tevoren was hij betrokken bij de plannen voor een grote historische allegorische optocht. Samen met Jetses en de kunstschilder Simon J. Tevel ontwierp hij twee zegewagens, die in een lange stoet werden meegevoerd. De plaatselijke krant schreef over de praalwagens: ‘Thans kan men […] eens zien wat kunst vermag.’
Voorts zat hij samen met Jetses, J. Nijland, bloemist, Jan Stuivinga, architect, en Jhr. Gerard F. van Tets, voorzitter van de afdeling Zeist van de Nederlandse Maatschappij voor Tuinbouw en Plantkunde, in de jury voor de afdelingen verlichting of illuminatie en gevel- en terreinversiering. De jury mocht onder andere een zilveren medaille die uitgeloofd was door de koningin en een bronzen medaille van prins Hendrik uitreiken.
Op 28 juli 1914 brak de Eerste Wereldoorlog uit. Vanuit het neutrale Nederland werden het Belgische, Franse, Russische en Servische Rode Kruis gesteund. Een aantal inwoners van Zeist richtte een steuncomité op ter ondersteuning van het Duitse en het Oostenrijks-Hongaarse Rode Kruis. Op 4 maart 1916 plaatste het comité in De Zeister Courant een oproep om een bijdrage. Onder de advertentie staan vijftien namen van Zeister notabelen die het comité vormden. Een van hen was Wienecke. Men is geneigd te denken dat zijn sympathie voor hulpverlening aan de centralen iets te maken had met zijn Duitse komaf, hij werd geboren in Heiligenstadt in Duitsland. Maar nadrukkelijk staat in de advertentie: ‘niet om propaganda te maken voor een of meer der strijdende partijen, alleen maar om óók eens wat te doen voor de Duitschers en Oostenrijkers.’
Deze oorlog bracht in Nederland een Anti-Duitse stemming teweeg. Misschien gaf Wienecke op verkapte wijze uiting aan zijn Pro-Duitse houding. In de plaquette ‘vae victis’ (Wee de overwonnenen) (1925). Kan hij mogelijk zijn deceptie over de gevolgen van het vredesverdrag van Versaille voor Duitsland hebben uitgebeeld.
Onder de kop ‘Verfraaiing van Zeist’ berichtte De Zeister Courant van 13 september 1919 over de instelling door burgemeester en wethouders van een welstandscommissie. ‘Wij juichen het instellen van een dergelijke commissie ten zeerste toe.’ De taak van de commissie was om bouwplannen voor gebouwen op gemeentegrond (!) te beoordelen. De gemeenteraad stelde in zijn vergadering van 19 februari 1920 een verordening vast die de werkzaamheden van de commissie regelde. In de commissie zaten de architecten Johan Meerdink, Lijkle Postuma, Christiaan B. Posthumus Meyjes, Jan Stuivinga en de medailleur Wienecke. Hieruit blijkt hoeveel waarde aan het oordeel van deze kunstenaar werd gehecht. Na het overlijden van Posthumus Meyes werd architect Dirk J. Heusinkveld in die vacature benoemd. En C. van Wijk volgde Meerdink na diens dood in zijn functie op.
De commissie was op bouwkundig gebied conservatief. Gerrit Rietveld schreef op 9 februari 1932 in een brief aan de gemeente Zeist: ‘Wederom is gebleken, dat de Welstandscommissie te Zeist de Hedendaagsche Architectuur: dit is Hygiëne, practische levenslustige woonmogelijkheden, lucht, licht; dat is het wonen in de natuur, met alleen de noodige isolatie tegen regen, koude, zon, geluid, dat is de vooruitgang in de Architectuur, om welke rede (of zonder bewuste rede) tracht tegen te houden en zoodoende misschien zonder het te weten, (hetgeen excuus is) Zeist zou belachelijk maken.’ Na kritiek vanuit de gemeenteraad traden in oktober 1933 de leden van de welstandscommissie - waaronder Wienecke - en bloc af.
De buurtvereniging ‘Voorheuvel’ organiseerde voor 24 en 25 november 1920 een etalagewedstrijd. 33 winkeliers namen aan de wedstrijd deel. De Voorheuvel had zich in de eerste decennia van de 20e eeuw ontwikkelt tot een van de belangrijkste winkelstraten van Zeist. Als juryleden waren aangetrokken de heren Johannes A. Gerritsen, zilverfabrikant, George H. Figi, oprichter van hotel ‘Figi’, Arie W.B. Pennekamp, winkelier, de al eerder genoemde Tevel en Wienecke.
Op Koninginnedag 1921 zat Wienecke, ondanks de misère op ’s Rijks Munt, samen met Jhr. Lode- wijk W. van der Goes, Frederik Lodder en ene Gadellaa in de jury van de wedstrijd ringrijden.
Onder de kop ‘Het vierdaagsch feest van den middenstand’ verscheen in De Zeister Courant van 29 oktober 1921 een zeer uitgebreid verslag van de eerste winkelweek die in Zeist werd gehouden. Een van de onderdelen was een etalage- en verlichtingswedstrijd. Aan de wedstrijd werd deelgenomen door 114 winkeliers. De jury die dit onderdeel moest jureren bestond uit de Daniëls (Baarn), Honderdors (Doorn), Van der Waerden (Utrecht) en alweer Wienecke.
De Nederlandsche Kunstkring in Den Haag organiseerde in augustus 1922 in het net verbouwde Groot Hotel Figi aan Het Rond, toen nog genummerd Donkere Laan, een tentoonstelling van schilderijen en medailleerwerk. Vanuit Zeist namen de kunstschilder Wouter E.J. Willink en Wienecke deel. ‘Een onzer plaatsgenooten de Heer W.E.J. Willink heeft een doek “Zomer” doen neerhangen, wat door voorstelling en bijzondere frischheid van kleurnuanceering niet minder de aandacht trekt. De Heer Wienecke, onze welbekende kunstenaar en stempelsnijder, zet met een inzending medailleerwerk aan deze tentoonstelling eveneens luister bij’, aldus De Zeister Courant op 12 augustus dat jaar.
Van 30 augustus tot en met 5 september 1923 werden in Zeist allerlei feestelijkheden gehouden ter gelegenheid van regeringsjubileum van koningin Wilhelmina. Een van de onderdelen was een wedstrijd in straat- en gevelversiering en verlichting in het dorp. Wederom zat Wienecke in de jury. De andere juryleden waren Jan Abbing, tuinman, Hendrik Copijn jr., tuinarchitect, en Jan Stuivinga, architect.
Zijn dochter Sietske zat op de openbare school voor m.u.l.o. aan de Prof. Lorentzlaan (voorheen Mooie Laantje) en mogelijk Eduard ook. Wienecke was lid van de oudercommissie van die school. Pas in 1923 werd in zijn vacature voorzien.
Van 23 december 1932 tot 8 januari 1933 werd in de recentelijk geopende Nieuwe Muziekschool, thans bekend als Rettichini, Henriette van Lijndenlaan 6-8, door Kunstkring Zeist een tentoonstelling van modern beeldhouwwerk, medailles en weefwerk gehouden. Wienecke toonde een deel van zijn collectie penning- en plaquetteverzameling. Zijn verzameling telde ongeveer driehonderd werken (zijn oeuvre minstens 450 werken).
Zwierzina begint zijn artikel over Wienecke uit 1926 met: ‘In den laatsten tijd zijn er wel eens stemmen opgegaan, die het werk van den voormaligen stempelsnijder aan ’s-Rijks Munt niet modern genoeg vonden (…)’. En juist in het meest moderne gebouw van Zeist, in de stijl van de Nieuwe Zakelijkheid - de welstandscommissie had grote moeite met het bouwplan van Rietveld en hij op zijn beurt verweet de commissie conservatief te zijn - werd de tentoonstelling gehouden.
Bij de opening op 23 september vroeg de dirigent schertsend aan de wethouder of hij een modern muziekstuk mocht spelen. Misschien wilde Wienecke met zijn deelname aan de tentoonstelling een statement maken.
‘Oud stempelsnijder aan ’s Rijks Munt’
Wienecke mocht voor zijn werk meerdere buitenlandse prijzen ontvangen. Zo werd in 1907 Wieneckes inzending naar een internationale tentoonstelling te Barcelona met de 1e prijs bekroond. Bij dit bericht vermeldde de Weekbode nadrukkelijk dat Wienecke ‘alhier woonachtig’ was en vervolgens: ‘Wij wenschen den heer Wienecke geluk met deze onderscheiding en verheugen er ons zeer over dat hij de eer van de Nederlandsche medailleerkunst opnieuw in den vreemde heeft opgehouden.’
In eigen land ontving hij een Koninklijke onderscheiding. Op 2 juni 1909 maakte de Weekbode bekend dat Wienecke tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau was benoemd. Zijn lidmaatschap van de jury voor de medailleafdeling op de wereldtentoonstelling te Brussel in 1910 was ook heel eervol.
In de plaatselijke krant van 9 juli 1921 werd bericht dat de functie van rijksstempelsnijder wegbezuinigd was en dat voor Wienecke een wachtgeldregeling was vastgesteld. Op 24 september berichtte de krant dat bij Koninklijk Besluit aan Wienecke eervol ontslag was verleend. In juli 1922 werd gezegd dat Wienecke zijn werk op ’s Rijks Munt zou hervatten, maar Wienecke liet aan De Zeister Courant weten dat het alleen ging om werk dat hij niet had kunnen afmaken voor zijn ontslag.
In Het adresboek van Zeist, De Bilt en Bilthoven van 1922 laat hij zich - verbitterd - vermelden als ‘oud stempelsnijder aan ’s Rijks Munt’.
Interview op zijn 70e verjaardag
Op 24 maart 1942 werd Wienecke 70 jaar. De Zeister Courant publiceerde op 21 maart een interview met hem. ‘Oud-Zeistenaar, die veel werkte voor Gerritsen en van Kempen. Komende Dinsdag, den 24sten Maart, wordt de oud-Zeistenaar J.C. Wienecke, penningkunstenaar van bijzondere kwaliteiten, te Bilthoven 70 jaar. Het was in den jare 1904, dat hij naar onze gemeente kwam, maar de woningnood heeft hem - naar hij zelf zegt - weer “verdreven”. Wie de naam “Wienecke” uitspreekt, denk misschien in eerste instantie aan de Rijksmunt, doch ook voor Zeist heeft hij zijn speciale beteekenis: wie herinnert zich bovendien niet de door hem vervaardigde plaquette voor Wees en Weiss, alsmede de Pauw van Wieldrechtplaat? En bovendien heeft hij de laatste 22 jaar ook geregeld voor Gerritsen en van Kempen gewerkt, in welke fabriek men veel van zijn hand zal ontmoeten. “Ja, Zeist”, peinsde Wienecke bij ons bezoek, “het vertrek uit deze gemeente heeft mij veel gespeten”.’
Wienecke overleed op 8 november 1945 in Apeldoorn.