Tussen de foto’s in het archief van Stichting De Zilverkamer Zeist zit een sepiakleurig familiekiekje. Slechts 80 x 52 mm groot. Ooit zat deze foto opgeplakt in een album. Op de rand van de foto staat in een priegelig handschrift dat dit de familie Decoster is en hij ‘aalmoezenier later 1920 vertegenwoordiger Gerofabriek in Laeken/Brussel ’. Onze nieuwsgierigheid is gewekt.
‘Een groote, forsche verschijning, imponeerend gezicht, zachte, vriendelijke oogen.’ ‘zoet-vloeiend Vlaamsch’ — P.J. Risseeuw, in Christelijke schrijvers van dezen tijd (1930).
Zijn jeugd en gezin
Jaak Frans Decoster werd geboren in Wilsele (B) bij Leuven op 26 augustus 1885. In het doopregister van de Sint-Martinusparochie te Wilsele staat hij vermeld als Jacobus Franciscus. In de geboorteakte van zijn broer Henricus Ludovicus, geboren te Wilsele op 24 juni 1874, is de familienaam geschreven als De Koster. De schrijfwijze Dekoster komt ook voor. Wilsele was in zijn jeugd een klein dorp dat in 1890 2282 inwoners telde. Zijn geboorteplaats is hem intussen vergeten. Op Wikipedia wordt hij niet genoemd als een bekende Wilsenaar.
Decoster stamde uit een boerengezin. Hij groeide, zoals hijzelf zei, op in grote armoede. Hij was de jongste van veertien kinderen, waarvan er zeven jong overleden. Zijn moeder overleed toen hij zes jaar was. Toen hij veertien was, had hij geen thuis meer en moest hij op eigen benen staan. Hij vond werk bij een bakker in Brussel. Over zijn jeugd zei hij in een interview met Risseeuw in 1925: ‘Van een zonnige jeugd kan ik dus niet spreken’.
Het Vlaanderen dat A. De Winne beschrijft in zijn boek Door Arm Vlaanderen (1902) - werkloosheid, kinderarbeid, grote gezinnen met hoge kindersterfte, uitbuiting van de armen door de rijken, een hiërarchisch autoritaire Kerk - was het Vlaanderen van de jongvolwassene Decoster.
Decoster trouwde kerkelijk op 25 februari 1911 in de Silo-gemeente Brussel-Laken met Suzanna de Boevé (haar familienaam wordt ook geschreven als De Bouvé en haar voornaam als Susanna), geboren te Laken op 28 januari 1884. Het burgerlijk huwelijk was diezelfde dag al voltrokken. Uit dit huwelijk werden drie kinderen geboren:
Andries Antoon Decoster, geboren te Laken op 3 februari 1912 op het adres Laneaustraat 28, overleden te Utrecht in de Emmakliniek, Koningslaan 81, op 2 november 1918. Hij werd op 1 november aangereden door een auto. Bij dat ongeluk liep hij een gebroken been en een schedelbasisbreuk op, aan de gevolgen waaraan hij is overleden.
Herman Albert Decoster, geboren op 14 juni 1915 te Utrecht op het adres Bleijenburgkade - in 1921 is de straatnaam Bleijenburgkade gewijzigd in Alexander Numankade.
Suzanna Nelly Decoster, geboren op 5 september 1917 te Soest op het adres Soesterbergschestraat 20.
Het was de Eerste Wereldoorlog - ook de Grote Oorlog genoemd - die hem naar Nederland bracht. Het was geen vrijwillige keuze. In zijn Ervaringen en gepeinzen van een Vlaamschen vluchteling (1918) schrijft hij: ‘de oorlog heeft mij uit mijn land gestooten, uit mijn vrienden weggerukt en van mijn familie losgescheurd, om mij eenzaam neer te zetten in Holland’.
Al eens eerder was de evangelist Decoster in Nederland. Met Pinksteren 1913, 11 en 12 mei, was hij in Doorn. Op de Eerste Pinksterdag preekte hij in de kerk in Doorn en de dag erna was hij een van de sprekers op de Zendingsdag in Doorn georganiseerd door de classis Wijk bij Duurstede. Zijn thema was het evangelie in Vlaanderen. Dat hij als spreker was uitgenodigd, geeft aan dat hij binnen het protestants-christelijke milieu een zekere faam had opgebouwd.
Vóór het uitbreken van de oorlog woonde hij met zijn vrouw en zoontje Andries in Laken (Frans: Laeken) bij Brussel, Laneaustraat 28. Officieel was het nog steeds zijn woonplaats tijdens de jaren dat hij in Nederland verbleef. Als men in zijn Ervaringen en gepeinzen van een Vlaamschen vluchteling (1918) leest: ‘Daar is mijn huis, met de schamele meubelen, die we na jaren geniepig sparen bij elkaar hebben gekregen (…)’, heeft men de indruk dat hij in Laken in eenvoudige omstandigheden leefde.
In Nederland heeft hij met zijn gezin tussen 1914 en 1919 voor korte of langere tijd in Utrecht, Zeist en Soest gewoond.
Zijn vrouw beviel in juni 1915 in Utrecht in een woning op de Bleijenburgkade (sinds 1921 Alexander Numankade) van hun zoontje Herman Albert. Het huisnummer is niet bekend. Het tweede adres is de villa Parkzicht aan de Bergweg 115 in Zeist. Het huis was eigendom van mw. J. ter Beek-Post, de schoonmoeder van M.J. Gerritsen, oprichter van de Gerofabriek (1910). Van de Bergweg verhuisde hij met zijn gezin naar Soesterbergsestraat 20 in Soest. De twee laatste adressen lagen dichter bij het interneringskamp Kamp van Zeist en Amersfoort, waar hij het protestants soldatenapostolaat verzorgde.
Protestantse aalmoezenier in het Belgische leger
Het aantal protestanten in België was in het begin van de twintigste eeuw nog geen half procent van de bevolking ofwel ongeveer 40.000 personen. Kenmerkend voor het protestantisme was de versplintering. De twee grootste groeperingen waren de Bond van Protestantse Evangelische Kerken (28.000 leden) en de Belgische Christelijke Zendingskerk (12.000 leden). Daarnaast bestonden er kleine groeperingen, zoals de Stads- en Landevangelisatie Silo.
Als zestienjarige kwam de van huis uit katholieke Decoster door het evangelisatiewerk van Silo-Laken met het protestantisme in aanraking en op zijn achttiende besloot hij over te gaan naar de protestantse kerk. In 1905 deed hij belijdenis.
Van 1905 tot 1908 bezocht hij de Vlaamse Opleidingsschool voor protestantse evangelisten van de Nederlandstalige vereniging Silo aan de Antwerpsesteenweg 324-326. Hij was een zeer begaafde student. Er werd op 10 december 1908 nadrukkelijk vastgesteld, dat hij na drie jaar studie met lof was geslaagd. Extra lessen van ds. J. Chrispeels, directeur van de evangelisatieschool, voor een kerkelijk examen hoefde hij niet te volgen: ‘Decoster kent die stof al.’ Toch is uit hem geen blijvend evangelist of predikant geworden. Tot aan de Eerste Wereldoorlog was hij hulpevangelist van de post Silo-Laken. Zijn voornaamste werk was echter bijbelcolportage en evangelisatie door het hele land. Dat waren vooral openluchtvergaderingen die op pleinen werden gehouden.
In november 1914 kwam Decoster als protestantse aalmoezenier in het Belgische leger naar Nederland. Het is gissen wanneer hij in die functie werd benoemd. De Belgische regering besloot op 31 juli 1914 tot algehele mobilisatie. Decoster was 28 jaar en zal naar alle waarschijnlijk onder de wapenen geroepen zijn. Aan de Bond van Protestantse Evangelische Kerken werd verzocht een lijst op te stellen van predikanten die op officieuze wijze konden fungeren als protestantse legeraalmoezenier. Het soldatenapostolaat was namelijk nog volledig in handen van r.-k. aalmoezeniers. Bij het uitbreken van de oorlog met Duitsland op 4 augustus was de aalmoezeniersdienst zwaar onderbemand. De minister van Oorlog vaardigde op 7 augustus een besluit uit, dat alle bedienaars van erkende erediensten onbeperkt toegang kregen tot alle gewonden in de ziekenhuizen. Op 14 september stelde de minister van Oorlog een protestantse legeraalmoezeniersdienst in.
Als aalmoezenier viel Decoster in Nederland onder het bureau van de ‘Protestantse zielzorg door Evangelisch-Protestantsche Arbeid onder de Belgische geïnterneerde militairen te Nederland’. Dat bureau was ondergebracht bij de Vereeniging Stadszending Utrecht, waarvan ds. E.B. Couvée director-voorzitter was. Couvée was ook bestuurslid van de Belgische Silo-vereniging. Zij kenden elkaar dus al.
Couvée introduceerde Decoster in Nederland door middel van een bericht in De Nederlander op 13 november 1914: ‘Door het Hoofdbestuur der Bruss. Evangelisatie werd br. Decoster uit Brussel hierheen gezonden om onder zijn landgenooten te werken. Als protestantsch veldprediker der Belgische Regeering aangewezen, staan over de kampen der geïnterneerden voor hem open.’
Als niet-academisch opgeleide evangelist mocht Decoster onderdelen van het predikantswerk verrichten, maar niet voorgaan in doop- en avondmaalsvieringen.
Geïnterneerde Belgische militairen 1914-1918
Op 28 juli 1914 brak de Eerste Wereldoorlog uit en op 4 augustus viel Duitsland België binnen. Na de val van Antwerpen op 10 oktober weken 32.000 Belgische militairen uit naar Nederland om aan Duits krijgsgevangenschap te ontkomen. Nederland was verplicht om hen te interneren.
De grootste concentratieplaatsen waren Amersfoort en Harderwijk. In eerste aanleg geschiedde dat in de bestaande kazernes. Voor de huisvesting van 16.000 militairen in Amersfoort en 13.000 in Harderwijk bleken die veel te klein. Om Amersfoort te ontlasten werd in Soesterberg op de grens met Zeist bij het militaire Kamp van Zeist een interneringskamp gebouwd.
De zielzorger
Als aalmoezenier was Decoster belast met de zielzorg van de geïnterneerde protestantse landgenoten in het Kamp van Zeist, waar zo’n 8000 Vlamingen en 3000 Walen zaten. Met de komst van Decoster werd vanaf eind november 1914 iedere zondag een protestantse godsdienstoefening gehouden; ’s morgens in het Kamp van Zeist en ’s middags in Amersfoort. Decoster hield zijn eerste godsdienstoefening op 29 november 1914 in een kazerne in Amersfoort. In het Kamp van Zeist werden de zondagdiensten gehouden in een houten barak, die als kerkgebouw was bestemd.
Tijdens de druk bezochte kerstviering op Tweede Kerstdag van 1914 in de voormalige gymnastiekzaal van de kazerne in Amersfoort hield Decoster zijn preek onder de grote kerstboom, die daar was neergezet.
Zijn taak bestond ook uit het organiseren van Bijbelstudies en gebedsgroepen. Alles tweetalig.
In de loop van 1915 kreeg Decoster ondersteuning in zijn werk van de even oude in Brussel geboren theologiestudent Th.A. Eekman. In 1917 werd deze predikant in Nuenen en vervolgens bij de Waalse Gemeente in Haarlem en Utrecht.
Beschavingsoffensief
De tegenstellingen tussen het Nederlandstalige Vlaanderen en het Franstalige Wallonië groeiden in de loop van de negentiende eeuw. Bij de onafhankelijkheid van België in 1830 werd het Frans de officiële landstaal. De heersende burgerij in zowel Wallonië als Vlaanderen was Franstalig en bezat de politieke en de economische macht. Terwijl in Wallonië de industrie opkwam en bloeide, beleefde het voornamelijk agrarisch Vlaanderen een periode van economisch verval en armoede.
De Belgische auteur A. De Winne beschreef in een reportagereeks voor een krant de werkloosheid, de kinderarbeid, de grote gezinnen met de hoge kindersterfte, het soms levensgevaarlijke werk en de uitbuiting van de armen door de rijken in het Vlaanderen van rond 1900. De reportagereeks verscheen in 1902 in boekvorm onder de titel A travers les Flandres. De Nederlandse vertaling verscheen in 1903 als Door Arm Vlaanderen. Veel Vlamingen gaven de schuld van hun beroerde leefomstandigheden aan de Walen. De Walen zouden de Vlamingen er bewust onder proberen te houden.
Als gevolg van de economische malaise ontvingen de kinderen geen of beperkt onderwijs, waardoor veel Vlamingen niet konden lezen en schrijven. Een beroepsscholing zat er evenmin in. Dat bleek ook in het interneringskamp Kamp van Zeist. Decoster nam deel aan de alfabetiseringscampagne, die in het kamp werd opgezet. Bijna 6.000 personen leerden lezen en schrijven.
Met medewerking van de Vereeniging Stadszending Utrecht werden muziekavonden en spreekbeurten met voor de Belgen actuele onderwerpen gehouden. Hiervoor werden gastmusici en gastsprekers uitgenodigd. Decoster hield vaker in het land spreekbeurten. Van sommige is de titel bekend: ‘Vlaanderens levenskracht’, voor het Christelijk Letterkundig Verbond (Amsterdam 1915) en ‘Godt laet groeien’ (Hengelo 1916). Ongetwijfeld heeft hij deze voordrachten ook voor zijn landgenoten in het kamp gehouden. Op deze wijze probeerde Decoster de geïnterneerde militairen kennis en cultuur bij te brengen en daarnaast het moreel op te krikken.
Naast zijn religieuze taak als aalmoezenier, probeerde hij de Vlaamse bewoners van het interneringskamp bewust te maken van hun eigen Vlaamse identiteit. De Vlaamse emancipatiestrijd staat bekend als Vlaamse Beweging. Decoster stond sympathiek tegenover de Vlaamse Beweging, maar zijn bezwaar was dat zij zich alleen inzette voor een eigen taal en een betere maatschappelijke positie ‘doch geen God verlangen, waarvan toch alleen alles is te verwachten.’, zo zei hij in Elburg op 16 juli 1916.
In de hiervoor geciteerde woorden uit zijn spreekbeurt voor de afdeling Elburg en Omstreken van de Nationale Christen Geheelonthouders Bond in Elburg in 1916 gaf hij aan de hand van gegevens over 1912 van de Stadsevangelisatie in Brussel en van de Landsevangelisatie in Vlaanderen een beeld van de erbarmelijke leefomstandigheden van de Vlamingen. De oorzaak daarvan was hun achtergestelde positie. Die had geleid tot overmatig alcoholgebruik en zedeloosheid. De jonge Decoster had in zijn leven geen ander Vlaanderen gekend.
Het zou interessant zijn te weten of er in soldatenbrieven over hem en zijn werk voor de geïnterneerden werd geschreven. Er zijn wel twee ingezonden stukken in het Belgisch Dagblad bekend. In de editie van 2 januari 1917 werd in een stuk, ondertekend met Kanonierke, geklaagd over het feit dat Decoster - hij werd niet met naam genoemd maar aangeduid als ‘protestantsche evangelist ’ - in zijn preek op Tweede Kerstdag duidelijk van zijn anti-Belgische en pro-Duitse houding had laten blijken. En op 15 maart 1918 beklaagde Jef Prolo - staat voor proletariër; was hij misschien Kanonierke omdat hij het stuk uit 1917 aanhaalde? -, zich over zijn antikatholieke spreekbeurt voor de Luthersche Kring in Amersfoort. ‘Heer De Coster heeft de Roomsche kerk ineen gebeukt, en op zijn protestantsche tong de paapsche priesters gebraden.’ Het is de signatuur van die krant die een bepaald licht werpt op de bovengenoemde woorden van Decoster.
Voorganger
De Zeister Courant noemde Decoster in haar editie van 2 november 1918 een in Zeist goede bekende. Dat kwam deels doordat hij in Zeist vaker als voorganger optrad. Tussen 1916 en 1919 leidde hij meerdere evangelisatiesamenkomsten in het evangelisatiegebouw Schaerweijde van de Nederlandse Hervormde Gemeente in Zeist aan de Jan Pieter Heijelaan 2, hoek Van Reenenweg. De eerste keer dat hij voorging was op 9 maart 1916.
Voor de Zeister Jongelingsbond ‘Jonathan’ hield hij op 25 januari 1917 in het gebouw Irene aan de Slotlaan een spreekbeurt over zijn werk als evangelist-aalmoezenier.
Een andere gelegenheid die in een krantenbericht is vastgelegd, was op Tweede Pinksterdag 20 mei 1918. Op de buitenplaats Kersbergen aan de Utrechtseweg werd een openluchtbijeenkomst van de Nationale Christen Geheel-Onthouders Vereeniging, district Utrecht. Hij was een van de vijf sprekers. Zijn lezing was getiteld: ‘Nederland en Vlaanderen in verband met de drankbestrijding’.
Auteur onder pseudoniem Frans van Schotelveld
Voordat Decoster naar Nederland kwam, was zijn naam als schrijver al bekend in Nederland. Uitgeverij D.A. Daamen ‘Bibliotheek voor hoofd en hart’ in Den Haag adverteerde op 25 april 1914 met De Bijbel in het Smishuis, een Vlaamse novelle.
Decoster publiceerde een gedeelte van zijn boeken onder het pseudoniem Frans van Schotelveld. De keuze voor deze naam heeft te maken met zijn geboortedorp. In Wilsele is Schotelveld een toponiem.
Het gesprek dat de schrijver-reacteur P.J. Risseeuw met Decoster in 1925 voerde, hij vertelde daarin over zijn jeugd, zijn geloof en hoe hij zijn schrijverschap gebruikte voor evangelisatie, is opgenomen in Christelijke schrijvers van dezen tijd (Kampen, 1930). In zijn latere brieven aan Risseeuw liet hij weten dat hem door zijn beroep maar weinig tijd over bleef om te schrijven. In het eerste kwart van de vorige eeuw genoot Decoster een zekere bekendheid als schrijver van christelijke literatuur; nu is hij in vergetelheid geraakt.
Publicaties van zijn hand
1914 — De Bijbel in het Smishuis
1916 — Vlaamsche zielen in den Europeeschen wereldbrand
1918 — Ervaringen en gepeinzen van een Vlaamschen vluchteling
1919 — Toch ’n uil
1920 — De gendarm
1922 — In den gebroken dorpel
1923 — Malvina’s aandoenlijke Kerstdagen
1923 — Door schade en schande wijs
1925 — Sanderke’s reis naar Gods heilige zaal
1925 — De secret der geboorte van het Kinneke in Bethlehem
1929 — Sloeberke op het Fiest van Breughel
1931 — Lommeke’s weerkeer
1949 — Suikerbolleke
Weer thuis
Na de oorlog legde Decoster zijn religieuze hoofdtaak neer - alhoewel hij in Brussel een gewaardeerde medewerker van Silo bleef - en ging hij in de handel. Hij werd hoofdvertegenwoordiger van de Gero voor België. Die overgang motiveerde hij met: ‘Immers, ik ben gehuwd en heb twee kinderen, waarvoor ik goed wil zorgen.’
In 1920 woonde hij weer in Laken bij Brussel, adres St. Annadreef 28. In een Franstalig adresboek wordt als zijn beroep opgegeven: représentant de commerce (verkoper). In de Maria Christinastraat te Laken bezat de familie Decoster een Gero-winkel. Zijn zoon Herman heeft deze zaak nog lang gedreven. In de loop van de 70’er jaren is de zaak opgeheven.
Op rand van de kleine foto staat geschreven dat Decoster vertegenwoordiger van de Gerofabriek in Laeken/Brussel was. Gewezen wordt hier naar het verkoopkantoor dat de Gerofabriek kort na de Eerste Wereldoorlog in Brussel heeft opgericht. Het kan geen toeval zijn. Decoster heeft in Zeist een poos in de buurt van de Gerofabriek gewoond en zal contact met Marius Gerritsen hebben gehad.
Jaak Frans Decoster overleed op 15 maart 1962 te Grimbergen (B).
Bronnen
Guy Liagre, De tweede Vlaamse opleidingsschool voor protestantse evangelisten in Laken, Schaarbeek en Vilvoorde (1900-1911), Eigen schoon, Geschied- en oudheidkundig tijdschrift voor Vlaams-Brabant, 2 (2006) 211-220.
Aaldert Prins, Protestanten in de loopgraven. De strijd om de ziel van de Belgische soldaat tijdens de Eerste Wereldoorlog, in: Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, 2 (2014) 142-168.
P.J. Risseeuw, Frans van Schotelveld (F. Decoster), in: Christelijke schrijvers van den tijd, (Kampen 1930), 137-145.