Zilveren buurtjes

Huisvesting van het personeel van de zilverfabriek aan de Karpervijver

R.P.M. Rhoen

In Zeist is het Gerodorp een bekende woonwijk. De naam verwijst naar de Gerofabriek die op nog geen kilometer afstand heeft gestaan. De 64 arbeiderswoningen waren bestemd voor het personeel van Eerste Nederlandsche Fabriek van Nieuw-Zilverwerken voorheen onder de firma M.J. Gerritsen en Co (Gero-fabriek).

De Nederlandsche Fabriek van Gouden en Zilveren Werken voorheen J.A.A. Gerritsen aan de Karpervijver heeft zich eveneens ingespannen om haar personeel aan woonruimte - waar grote vraag naar was - te helpen. Zij had 22 arbeiderswoningen in bezit. Omdat deze niet op één locatie lagen, vormden ze geen herkenbaar wijk en zal het voor velen onbekend zijn.

De zilverfabriek aan de Karpervijver, bouwjaar 1931-’32, opening 19 februari 1932.

Woningnood

Aan het begin van de 20e eeuw heerste er in Zeist woningnood. Er was groot gebrek aan arbeiderswoningen. In 1911 verscheen een rapport van de Gezondheidscommissie, waarin die conclusie werd getrokken. Een commissie uit de gemeenteraad adviseerde in 1917 dat er minstens 120 arbeiderswoningen gebouwd moesten worden. De dertien Zeister woningbouwverenigingen brachten in 1920 een gezamenlijk rapport uit, waarin stond dat het tekort aan woningen 208 bedroeg en dat het tekort jaarlijks met zeventig woningen zou stijgen.

Zilverindustrie grootste werkgever

Als een van de factoren die werd genoemd als oorzaak van de grote vraag naar arbeiderswoningen, was de vestiging van industrieën in Zeist. Volgens de vijfjaarlijkse opgaven van fabrieken en bedrijven in de gemeente Zeist bedroeg hun aantal in:

1901: 30
1906: 25
1911: 36
1916: 67
1921: 90

De fabrieken en bedrijven boden in 1921 werk aan 1.399 personen. De meesten van hen zullen in de gemeente Zeist hebben gewoond.

Het inwoner aantal groeide in deze jaren van:
1901: 8.939
1906: 10.993
1911: 13.076
1916: 15.091
1921: 17.712

Volgens de opgave van fabrieken en bedrijven van 1921 was de zilverindustrie de grootste werkgever. In 1904 had de Nederlandsche Fabriek van Gouden en Zilveren Werken voorheen J.A.A. Gerritsen zich op de Karpervijver gevestigd en een van de zoons Gerritsen begon in 1910 een soortgelijke fabriek aan de Bergweg, die later Eerste Nederlandsche Fabriek van Nieuw-Zilverwerken voorheen onder de firma M.J. Gerritsen en Co (Gero-fabriek) zou gaan heten. Gezamenlijk verschaften zij aan 366 mensen werk. Op de fabriek aan de Bergweg werkten 273 (1926: 273) en op de Karpervijver 93 (1926: 140) mensen.

Het Rond met toen nog de Zeister tram, circa 1920.

Kritzingerlaan

Op de aandeelhoudersvergadering van de N.V. Nederlandsche Fabriek van Gouden en Zilveren Werken voorheen J.A.A. Gerritsen op 13 april 1904 werd besloten de fabriek van Amsterdam naar Zeist over te brengen en in het fabrieksgebouw aan de Karpervijver 17 te vestigen. Dat betekende niet alleen dat een deel van de fabrieksinventaris van Amsterdam naar Zeist moest worden verhuisd, maar tevens moest er huisvesting worden gezocht voor het personeel dat in 1904 bereid was mee te verhuizen. Van hen bestaat geen opgave. Aan de hand van verschillende bronnen kon het onderstaande overzicht worden samengesteld. Het pretendeert niet volledig te zijn.

Hun woningen moeten door bemiddeling van de werkgever gehuurd zijn, want het is opvallend dat zes van de acht goud- en zilversmeden een woning in de Kritzingerlaan betrokken. Opmerkelijk is dat geen van hen vijf jaar later nog op dat adres woonde.

Op de Van Doornweg woonden de twee ‘Gerritsen’-mensen niet naast elkaar en ken men dan ook niet als een ‘Karpervijver-locatie’ zien.

Kritzingerlaan hoek Bothalaan (1930), rechtsboven Van Doornweg (1975), linksonder Kritzingerlaan.

Jan Pieter Heijelaan

De eerste arbeiderswoningen die aan de N.V. Nederlandsche Fabriek van Gouden en Zilveren Werken voorheen J.A.A. Gerritsen toebehoorden waren de woningen Jan Pieter Heijelaan 4, 6, 8, 10, 12, 14, 16 en 18.

De buitenplaats Schaerweijde aan de Utrechtseweg kwam in 1880 in bezit van oud-minister I.D. Fransen van de Putte (1822-1902). Hij kocht het dennenbos achter Schaerweijde. In 1897 wordt dit bos Oud Schaerweijde genoemd. Het bos werd omsloten door de Dwarsweg, Schaerweijdelaan, Bergweg en Van Reenenweg. Na zijn dood richtte de erfgenamen in 1904 de N.V. Schaerweijder Bosschen op. De door hem aangekochte gronden werden daarin ondergebracht. Zijn kleinzoon Jhr. G.F. van Tets (1875-1968) werd directeur. Van Tets liet het bos door aanleg van wegen geschikt maken als bouwterrein.

Oud-minister I.D. Fransen van de Putte (1822-1902) voor de buitenplaats Schaerweijde aan de Utrechtseweg.

In 1914 kocht de timmerman F. Carrée (1869-1946) aan de Heijelaan - in 1938 is de naam gewijzigd in Jan Pieter Heijelaan - een perceel ter grootte van 45 x 39,50 meter (b x d). Op 14 januari 1915 verleenden burgemeester en wethouders hem een bouwvergunning voor  acht woningen. Het waren de eerste woningen die aan deze laan werden gebouwd. De bouwtekening was van zijn zoon J.M.C. Carrée (1897-1958) en gedateerd 1 december 1914. Het bouwplan bestond uit vier blokken van twee woningen. De afstand van de vier op één rooilijn geplaatste dubbele woningen tot de straat bedroeg vijf meter.

Het ontwerp is identiek aan het ontwerp voor de dubbele woningen Minckelerslaan 1-3, 9-11, 17-19, 25-27, 33-35 en 41-43. De maatvoering is ook haast gelijk. Die woningen zijn een ontwerp uit 1912 van architect J.J. van Straalen voor de vereniging ‘Woningbouw van de Vereeniging van ambtenaren en werklieden van de Gasfabriek der gemeente Zeist’. De bouwstijl is eïnspireerd op de aan het begin van de twintigste eeuw populaire Engelse cottagestijl.

Elk blok heeft een breedte van 8,86 m en een diepte van 9,40 m, de uitbouw niet meegerekend. De woningen hebben een mansardedak loodrecht op de weg. In de voorgevel zitten de deuren met bovenlichten naast elkaar en rechts en links ervan een schuifraam met halve luiken.

Jan Pieter Heijelaan (links) en de Minckelerslaan, beiden in dezelfde stijl.

De plattegrond bestaat uit een voorkamer, een slaapkamer, een huiskamer en een gang die toegang geeft tot de voorkamer en de huiskamer. Op de verdieping een tweede slaapkamer, te bereiken via een vaste trap. De keuken en het privaat bevinden zich in een uitbouw. Onder de uitbouw is een kelder.

Hoek J.P. Heijelaan met Van Reenenweg.

Een slaapkamer op de begane grond zal vragen op- roepen. Het was de Woningwet van 1901 die bepaalde dat nieuw te bouwen arbeiderswoningen behalve een aparte keuken en privaat, ook aparte slaapkamers moesten hebben. De slaapkamers dienden een te openen raam in de buitengevel te hebben, zodat de toetreding van frisse lucht en zonlicht gewaarborgd was. Alkoven (raamloze tussenruimtes) en bedsteden (afsluitbare kast of nis om te slapen) mochten niet meer gebouwd worden. Aan het begin van de twintigste eeuw bestond er weerstand tegen die bouweis. Vooral ouderen gaven de voorkeur aan bedsteden en het liefst afsluitbaar met deuren. Een ouderslaapkamer op de verdieping wensten men liever niet. Op de Heijelaan is hieraan tegemoet gekomen.

Na het gereedkomen werden de woningen verkocht aan de N.V. Maatschappij Houthandel de Eem, voorheen Oostermeijer en Co., gevestigd te Amsterdam. Een vijf jaar later verkocht deze vennootschap de woningen aan de N.V. Nederlandsche Fabriek van Gouden en Zilveren werken, voorheen J.A.A. Gerritsen. Volgens de brochure uitgegeven in 1932 bij gelegenheid van de opening van het nieuwe kantoorgebouw aan de Karpervijver, werden de gelden van het bedrijfspensioenfonds belegd in deze huizen.

Het lukte de nieuwe eigenaresse binnen twee jaar om de bewoners de huur op te zeggen en de woningen aan eigen personeel toe te wijzen. Volgens Het adresboek van Zeist, De Bilt en Bilthoven van 1920 woonde alleen op nummer 4 een persoon wiens beroep met de zilverindustrie van doen had: A. Visser, zilversmid. In 1921 woonde op nummer: 4 F. Rasch, werkmeester; 10 A. de Haan, zilversmid, en 16 H. Thierer, graveur.

In het adresboek van 1922 worden als bewoners opgegeven:
4 — F. Rasch, werkmeester
6 — P.C. van Ouwerkerk, goud- en zilversmid
8 — J.W. Hansen, bruineerder
10 — A. de Haan, zilversmid
12 — H. Stekelenburg, werkman
14 — H. van Beek, zilversmid
16 — H. Thierer, graveur
18 — R.J. Wieland, zilversmid

Circa 1940 werden de huizen verkocht aan de industrieel A.J. Staatsen (1870-1951) in Utrecht.

Woningbouwvereniging Gerodorp

De Woningwet van 1901 gaf de mogelijkheid tot het beschikbaar stellen van rijkssubsidie aan de gemeenten ten behoeve van ondersteuning van ‘verenigingen, vennootschappen en stichtingen, uitsluiten in het belang van de volkshuisvesting werkzaam’ (woningbouwverenigingen) voor de bouw van volkswoningen.

In Zeist werden tussen 1910 en 1919 dertien woningbouwverenigingen opgericht. Een van deze was de ‘Woningbouwvereeniging Gerodorp’. Zij werd op initiatief van de directie van de Gerofabriek op 20 september1918 opgericht. In de jaren 1919 en 1920 bouwde architect J.J. van Straalen te Zeist 64 woningen aan de Alpaccalaan (1-11), Bergweg (114-142), Eikenlaan (26-30) en Gerolaan (1-49 en 2-30). Het gehele complex staat bekend als het Gerodorp.

De nieuwe wijk mocht op positieve reacties ontvangen. Op 18 januari 1920 schreef J.C. Wienecke, penningkunstenaar en lid van de welstandscommissie in Zeist, aan zijn dochter Sietske Keuchenius-Wienecke die in het buitenland verbleef: ‘Er is ook een heele werkliedenstad verrezen. Elk huisje heeft een flink stuk grond. Ze lijken wel een beetje teveel op elkaar, maar het ziet er toch heel wat solider en welvarender uit dan in de vroegere werkliedenbuurten.

Een artikel in De Zeister Courant van 25 september 1920 laat de lezer de sfeer in deze nieuwbouwwijk proeven.  ‘Door het Schaerweijderpark heen wandel je gemakkelijk naar ’t Gerodorp. Een andere afdeeling, maar niet minder werkwaardig. ’t Ziet er zoo gezellig uit al die nieuwe pas-bewoonde werkmansvillatjes met de wordende tuintjes eromheen en de geschilderde hekjes. ’t Is of je soms droomt, als je al die dingen werkelijkheid ziet worden, waarvan voor jaren de onverbeterlijke idealisten schreven, die zich tuindorpen en aangelegde werkmansbuurten voorstelden, zooals … je ze nu ziet groeien of beter … zooals je plotseling merkt, dat ze er al zijn! Bewijs temeer, dat er veel idealen werkelijk bereikbaar zijn!

Van boven naar beneden: Alpaccalaan, Bergweg, Eikenlaan en Gerolaan.

Van der Merschlaan-Egelinglaan

Het is niet bekend of de Nederlandsche Fabriek van Gouden en Zilveren Werken voorheen J.A.A.
Gerritsen
een soortgelijk plan als de Gero heeft gehad om een woningbouwvereniging op te
richten. Het woningbezit hoefde namelijk niet groot te zijn. Een voorbeeld hiervan is de ‘Woningbouwvereeniging Heidebloem’ te Huis ter Heide, opgericht op 16 december 1919. Zij had slechts veertien woningen in beheer. Als het plan al bestaan zou hebben, dan kon het niet doorgaan
omdat de gemeenteraad op 17 februari 1921 besloot geen voorschotten meer te verlenen dan
alleen aan woningbouwverenigingen die op 1 januari 1921 al bestonden.

In de plaatselijke krant van 18 oktober 1924 verscheen een advertentie, waarin werd aangekondigd
dat op 31 oktober door de architecten Jan en Theo Stuivinga de bouw van twaalf woningen
voor de N.V. Nederlandsche Fabriek van Gouden en Zilveren Werken voorheen J.A.A. Gerritsen
aan de Van der Merschlaan zou worden aanbesteed.

De directie van de zilverfabriek aan de Karpervijver had een perceel bouwgrond uitgezocht in het Patijnpark, een wijk die vanaf 1920 in aanleg was. Omdat de gemeente Zeist grote behoefte had aan bouwterreinen en die bijna niet voor handen waren, was burgemeester Mr. Dr. J.J. Clotterbooke Patijn van Kloetinge (1859-1922) in 1919 bereid een gedeelte van het Patijnbos aan de gemeente te verkopen. De Burgemeester Patijnlaan (1920) en het in 1920-1921 gebouwde woningcomplex ‘Patijndorp’, bestaande uit 79 woningen aan de Dijnselweg (33-67), Panweg (29-53 en 22-50) en Burgemeester Patijnlaan (1-33 en 2-34) herinnert hier nog aan. Zijn erven verkochten in 1924 de rest van het bos aan de gemeente. Het Patijnbos lag achter Patijns buitenplaats Veldheim aan de Utrechtseweg en liep tot aan de Panweg en werd grosso modo aan een kant begrensd door de Burgemeester Patijnlaan en aan de andere kant door de Schaerweijdelaan.

Buitenplaats Veldheim aan de Utrechtseweg.

Het wegenpatroon in de nieuwe wijk bestond uit gebogen en rechte straten die onderbroken werden met pleinen. De gebogen Van der Merschlaan begon bij de Schaerweijdelaan - in 1928 werden de eerste vier huizen vernummerd aan het Jacob van Lennepplein -, kruiste de Egelinglaan en sloot met een pleintje aan op de Burgemeester Patijnlaan. In 1922 werd aan de nieuw aangelegde wegen de namen gegeven van C. Guldensteeden Egeling (1847-1915), J.M. van der Heijden (1863-1913), H.M. van der Mersch (1849-1916) en Jhr. F.H. van de Poll (1823-1909). Uit Het adresboek van Zeist, De Bilt en Bilthoven van 1924 blijkt dat de Van der Merschlaan in dat jaar nog onbebouwd was.

Om een onbekende reden werd de aanbesteding verschoven naar 7 november. Er waren zeventien inschrijvingen:

  1. C. van Drenth en J.W. van Westrenen, Zaltbommel - ƒ 36.200
  2. W.H. van Empel en A.C. Wielders, Utrecht - ƒ 37.500
  3. Karel Ende en Co., Waddinxveen - ƒ 37.600
  4. G.J. Brouwer, Amersfoort - ƒ 37.650
  5. J.W. Oerlemans, Amersfoort -ƒ  37.999
  6. A. van Hell en E. kroon, Nijkerk - ƒ 38.379
  7. W. Heeze, Amersfoort - ƒ 38.400
  8. J. Midavaine, Utrecht - ƒ 38.780
  9. F.J. van Eck en J. Busbroek, Zeist - ƒ 38.990
  10. L.J. Goossen, Zeist - ƒ 39.000
  11. G. van Hoevelaken en A.J. Kreupeling, Zeist - ƒ 39.000
  12. G.H. Verschuur en D. Keuris, Zeist - ƒ 39.999
  13. P. van Houten en C. verboom, Zeist - ƒ 40.000
  14. T. de Bruin, Zeist - ƒ 42.490
  15. K. Kirpensteijn, Zeist - ƒ 45.095
  16. J. Dalstra, Soesterberg - ƒ 48.900
  17. G.W.L. Westerhout, Utrecht - ƒ 53.000

Het is bijzonder te zien hoe ver de inschrijvingsbedragen uit elkaar lagen. Het verschil tussen de laagste en de hoogste inschrijving bedroeg ƒ 16.800. De gunning werd niet opgehouden en aangenomen mag worden dat de opdracht verleend werd aan C. van Drenth en J.W. van Westrenen.
Op de bouwaanvraag van 5 november werd op 12 november door burgemeester en wethouders bouwvergunning verleend onder nummer 178. In de bouwaanvraag werden de bouwkosten geraamd op ƒ 38.000.

Het woningbouwcomplex van twaalf woningen bestaat uit drie blokken van vier woningen, waarbij het middelste blok verder naar achteren is gesitueerd. De afstand van het linker en rechter blok tot de straat was bepaald op 5 meter en voor het middelste blok op 8.50 meter. Deze afwisseling verlevendigt het straatbeeld.

De panden bestaan uit een begane grond met doorlopend mansardedak. In het dak zijn - zowel aan de voorkant als aan de achterkant - dakkapellen aangebracht. Het middelste blok heeft een gebroken topgevel die twee woningen omvat. Oorspronkelijk was het venster naast de voordeur tweedelig met roeden verdeling. In de voordeur zat een venster met roeden verdeling om de erachter gelegen gang te verlichten. In 1964 werden de ramen in de voorgevel vergroot en werd de roeden uit de voordeur verwijderd. Elk huis had een voorkamer (2.75 x 3.25 m), een woonkamer (3.70 x 4.28 m) en op de verdieping drie slaapkamers. In een uitbouw bevonden zich de keuken en een droogcloset.

Uit het adresboek van 1925 blijkt dat twee woningen van het eerste blok gezien vanaf de Schaerweijdelaan bewoond waren, het middelste blok nog onbewoond was en dat van het derde blok alle vier de huizen bewoond waren. Het jaar daarop waren alle twaalf huizen bewoond. De eerste bewoners waren:

  1. 32 (oud 20) M. Bertsch, zilversmid
  2. 34 (oud 22) J.C. Campagne, pakknecht
  3. 36 (oud 24) P.E. Schraa, expediteur
  4. 38 (oud 26) C.M. Sakkers, stempelmaker
  5. 40 (oud 28) H. Betz, slijper
  6. 42 (oud 30) G. Lessler, zilversmid
  7. 44 (oud 32) J.H. Kinkhorst, zilversmid
  8. 46 (oud 34) M. Kaiser, metaalbewerker
  9. 48 (oud 36) N. Verhoeven, zilversmid, hoofdbewoner
  10. 48 (oud 36) A.E. Verboog, graveur
  11. 50 (oud 38) H. Hoppenbrouwer, zilversmid
  12. 52 (oud 40) H.H. Hilten, zilversmid
  13. 54 (oud 42) H.W. Snabel, zilversmid
Van der Merschlaan.

In 1925 werd aan dit complex twee huizen gelegen op de hoek Egelinglaan-Van der Merschlaan toegevoegd; genummerd Egelinglaan 21-23 (in 1926 genummerd 19 en 21). De bouwvergunning werd op 28 januari, nummer 11, verleend. Op nummer 21 woonde in 1926 J. Hoppenbrouwer, slijper, en op nummer 23 Wilhelm Röttgen, metaalslijper. Men heeft niet vastgehouden aan de regel dat de huizen alleen aan personeel werd verhuurd. In 1927 woonde op Van der Merschlaan 34 al een vleeshouwer en op 36 een radiomonteur.

Dat de Nederlandsche Fabriek van Gouden en Zilveren Werken voorheen J.A.A. Gerritsen koos voor het architectenbureau van Jan (1881-1962) en Theo (1880-1959) Stuivinga in Zeist, toont dat men architectonische kwaliteit wenste. In Zeist ontwierp Jan Stuivinga onder andere het raadhuis aan Het Rond (1908) - wat zijn doorbraak was -, de buitenplaats Veldheim aan de Utrechtseweg (1909), het post- en telegraafkantoor aan Het Rond (1911) en het kantoorgebouw van de N.V. Nederlandsche Fabriek van Gouden en Zilveren Werken voorheen J.A.A. Gerritsen aan de Karpervijver (1931). Al dan niet met zijn broer Theo ontwierp hij negentien bouwwerken - waaronder de vier genoemde - die de status van rijksmonument hebben gekregen.

In 1925 werd de naam Nederlandsche Fabriek van Gouden en Zilveren Werken voorheen J.A.A. Gerritsen gewijzigd in Nederlandsche Fabriek van Gouden en Zilveren Werken Gerritsen en Van Kempen. Na de fusie in 1960 met de Koninklijke Nederlandsche Edelmetaal Bedrijven Van Kempen, Begeer & Vos werd de naam van de naamloze vennootschap Koninklijke Nederlandse Fabrieken van Gouden en Zilveren Werken Van Kempen en Begeer. Het woningcomplex aan de Van der Merschlaan en de twee woningen aan de Egelinglaan werden in de nieuwe vennootschap ingebracht. Nadien zijn de panden verkocht en werden ze verbouwd.