Hermann Thierer (1882-1953), graveur

Nederlandsche Fabriek van Gouden en Zilveren Werken

R.P.M. Rhoen

Uit Keulen arriveerde op 27 april 1914 de 32-jarige Hermann Thierer met zijn zes jaar jongere vrouw Katharina Thierer-Eschweiler. Hij ging in Zeist werken voor de Nederlandsche Fabriek van Gouden en Zilveren Werken voorheen J.A.A. Gerritsen. Zijn functie op de fabriek was die van ‘artistiek leider 1e graveur-modelleur’, zoals deze werd aangeduid bij de viering van zijn 121/2 -jarig jubileum in 1926. Thierer werd op 20 februari 1882 in Stuttgart (Dl.) geboren.

De Nederlandsche Fabriek van Gouden en Zilveren Werken voorheen J.A.A. Gerritsen heeft bewust in Duitsland naar sollicitanten gezocht. In Nederlandse kranten werd niet voor deze functie geworven. Het bedrijf had in 1914 drie graveurs in dienst: Tjeerd Gros, Jacobus Nicolaas Voerman en Hendricus Adrianus Weenink. De eerste twee jaar dat het bedrijf in Zeist gevestigd was, had men advertenties geplaatst voor jongens die als graveur opgeleid wilden worden. In 1914 nam men een eigen medailleur in dienst. In Amsterdam had Jan Gerritsen (1841-1925), de oprichter van het bedrijf, zelf penningen ontworpen maar hij was nu op leeftijd. De commissaris van de koningin in Noord-Holland had hem in 1902 in een advies aan de koningin beschreven als een zeer kundige medaillemaker, met de toevoeging ‘in welk opzicht hij boven anderen uitmunt’. Gerritsen had ook opdrachten tot het ontwerpen van penningen verstrekt.

Thierer kwam niet naar Zeist om hier een beter bestaan te kunnen opbouwen. Duitsland had zich na 1870 tot een moderne industriestaat ontwikkeld en economisch ging het de inwoners van het land heel goed. Het was de behoefte in Zeist aan geschoolde werkkrachten dat in Duitsland geworven werd. Marius Gerritsen (1882-1954), de oprichter van Gero en Sola, had sinds 1910 de Duitser Caspar Franz Watteler als graveur-stempelmaker in dienst.

Juist in het jaar dat Thierer naar Zeist kwam, overlegde het college van burgemeester en wethouders met de gemeenteraad over de aanschaf van een eigen gemeentepenning. In de raadsvergadering van 27 maart had de gemeenteraad ingestemd met het voorstel van B&W om een krediet van tachtig gulden te verlenen om door de Nederlandsche Fabriek van Gouden en Zilveren Werken voorheen J.A.A. Gerritsen een eigen stempel te laten maken voor het slaan van penningen. De gemeente had behoefte aan een gemeentepenning; om bijvoorbeeld bij wedstrijden als prijs namens de gemeente beschikbaar te stellen.

Op 23 april lag er al een ontwerp op het bureau van de burgemeester. Het ontwerp werd door de gemeenteraad besproken tijdens zijn vergaderingen op 7 en 22 mei. Meerdere bezwaren werden er geopperd. Het belangrijkste bezwaar was dat het niet origineel was en teveel op het model van de penning van Amsterdam leek.

De burgemeester deelde in de raadsvergadering op 1 juli mee dat een speciaal voor Zeist ontworpen penning minstens tweehonderd gulden zou kosten. Hij presenteerde een ontwerp dat op enkele punten verschilde van het ontwerp uit april. Na die toelichting werd het voorstel aangenomen. Op 5 december stuurde de Nederlandsche Fabriek van Gouden en Zilveren Werken voorheen J.A.A. Gerritsen enkele afslagen van de nieuwe stempel ter beoordeling toe. In de b&w vergadering van 10 december werd de stempel goedgekeurd en had Zeist zijn eigen gemeentepenning.

Volgens Joop Steenbeek (1918-2013, oprichter van Stichting De Zilver-Kamer), een kleinzoon van Jan Gerritsen, was Thierer de ontwerper van de penning. Dan is Thierer dus erin geslaagd het bij zijn komst naar Zeist voorliggende ontwerp van eind april naar tevredenheid van het gemeentebe-stuur aan te passen.

De in 1914 aangeschafte gemeentepenning is een penning van 50 mm in diameter en 5,5 mm dikte. De voorzijde vertoont in reliëf een zittende vrouwenfiguur gekleed in een Romeins gewaad, voorstellend de stedenmaagd, die met haar de linkerhand een wapenschild met daarop het wapen van de gemeente Zeist vasthoudt en in rechterhand een laurierkrans heeft die zij boven het raadhuis houdt; achter de torenspits een stralenkrans van de zon of corona en het opschrift: eeremedaille der gemeente zeist (rechts de zilveren penning die later is geslagen te zien aan de aangepaste spelling). Zij is als legpenning en als draagpenning vervaardigd en werd verleend in verguld zilver, zilver of brons. Het gewicht van de bronzen penning is 63 gram.

Van Thierer zijn minstens tien penningen met afbeeldingen van verschillende hondenrassen bekend. Ze zijn allemaal door hem gesigneerd met H. Thierer. De penningen moeten op de fabriek van de Nederlandsche Fabriek van Gouden en Zilveren Werken voorheen J.A.A. Gerritsen zijn geslagen, want hij was bij dit bedrijf in dienst.

Beeldhouwer - kunstschilder - tekenaar

In Het adresboek van Zeist, De Bilt en Bilthoven werd in de twintig jaar dat hij in Zeist woonde als zijn beroep graveur vermeld met uitzondering van de uitgaven tussen 1925-1929. Hij liet zich als beeldhouwer vermelden. In het bevolkingsregister werd hij opgenomen als graveur. In deze administratie heeft hij – wanneer is onbekend – zijn beroep laten wijzigen in beeldhouwer.

Naast zijn baan bij de Nederlandsche Fabriek van Gouden en Zilveren Werken voorheen J.A.A. Gerritsen was hij als kunstenaar actief. In drie advertenties die van hem bekend zijn - uit 1925, 1926 en 1927 - noemde hij zichzelf beeldhouwer en kunstschilder met de toevoeging dat dierstudies zijn specialiteit was. Met de penningen - onder andere voor de Kynologenclub Den Haag en voor de Kynologenclub Zeist en Omstreken - heeft Thierer getoond heel mooi een hondenkop te kunnen treffen.

Van zijn werk als kunstschilder zijn slechts twee schilderijen bekend. In 2013 werd op een veiling een schilderij van een jachttafereel met een hert aangeboden. Het andere schilderij is een paarden-hoofd dat hij omstreeks 1930 heeft gemaakt. Het is een olieverf op paneel van 49 bij 41 cm. In december 2014 werd het geveild.

Originele tekeningen van zijn hand zijn niet bekend. Alleen de twee tekeningen die hij bij zijn advertenties in het adresboeken van 1925, 1926 en 1927 op nam; in 1925 en 1927 een tekening van een boxer en in 1926 van een Duitse herder. Als tekenaar had hij ter plaatse naam gemaakt. In opdracht van de buurtvereniging ‘Dorpsstraten en Het Rond’ maakte hij in 1928 van 38 winkels in de Dorpsstraten en aan Het Rond - het toenmalige winkelhart van Zeist - een tekening van een typisch detail van het winkelinterieur van elke winkel. Zo tekende hij bijvoorbeeld een tafeltje met een paar stoelen, een bureautje met telefoontoestel, een wandversiering, paneeltjes in een toonbank, een winkelkast, een in het oog springend wandbord enzovoorts. De tekeningen waren bestemd voor een winkel interieur wedstrijd die van 14 juli tot 15 augustus gehouden werd. In elke winkeletalage lag een genummerde tekening en het publiek moest raden welke winkel getekend was. De buurtvereniging ontving ongeveer 400 inzendingen, waarvan 24 correct waren ingevuld.

De Zeister Courant was in haar uitgave van 11 juli 1928 lovend over de tekeningen: ‘brengen wij voor de uitvoering van dit teekenwerk reeds een compliment aan den artist, die het met teekenstift en penseel op het blanke vel tevoorschijn bracht, op zoodanige wijze, dat de 38 teekeningen op zichzelf reeds opmerkzame beschouwing waard zijn […].’ De penningen signeerde hij met de letter H van zijn voornaam en zijn volledige achternaam. De tekeningen van de honden - en waarschijnlijk al zijn tekeningen - signeerde hij met een monogram van de letter H waarin de letter T was geplaatst.

Een artikel in De Zeister Courant van 2 maart 1929 is het enige stuk dat informatie verschaft over Thierer als beeldhouwer: ‘Gebrand boetseerwerk van den beeldhouwer H. Thierer. Bij den kunst-handel H.J. Verboom Jr., Jagerlaan 78, wordt op het oogenblik tentoongesteld een collectie gebrand boetseerwerk van onzen plaatsgenoot, den beeldhouwer H. Thierer, welk boetseerwerk is gebrand bij de firma Martin alhier. Wij zagen verschillende dieren, o.a. een bison, een arend, een zeer expressieve aap enz. Het werk maakt een zeer kunstzinnige indruk, terwijl de waarde nog verhoogd wordt door het feit, dat van elk voorwerp maar één origineel exemplaar in den handel wordt gebracht. Wij raden ieder, die tijd heeft, aan dezer dagen deze zeer bijzondere expositie te gaan zien.

Alweer waren dieren zijn onderwerp. Bizons waren in die jaren in Zeist bijzonder populair, want in 1926 was in het Zeisterbos het Bisonpark aangelegd waar Jupiter en Juno rondliepen en voor nageslacht zorgden. Bij banketbakkerij Figi kon je zelfs bisonkoekjes kopen. Thierer exposeerde in de winkel van Hendrik Johannes Verboom (1893-1974), die op het kruispunt van Jagerlaan-Voor-heuvel-Bergweg sinds 1922 een lijstenmakerij annex kunsthandel bezat. De beelden waren gebakken in de oude terracottafabriek van Ernst Johannes Martin (1892-1962) aan de Lageweg.

Een rusteloze natuur

In de twintig jaar dat hij in Zeist woonde, heeft hij op elf adressen gewoond: (1) Bergweg 221,

(2) Nooitgedacht 23, (3) Heijelaan 16, (4) Antonlaan 12, (5) Krugerlaan 13, (6) Steynlaan 52, (7) Lageweg 2, (8) Brinkweg 8, (9) Van Reenenweg 27bis, (10) Karpervijver 7 en (11) Maurikstraat 18.

Op 7 juni 1928 ging Katharina Thierer-Eschweiler terug naar Duitsland; Keulen-Braunsfeld. Was hun huwelijk op een mislukking uitgelopen? Uit hun huwelijk werden geen kinderen geboren. In de jaren die daarna volgden heeft hij op de zeven laatstgenoemde adressen binnen Zeist gewoond.

Hermann Thierer verliet op 12 juli 1934 na twintig jaar Zeist en keerde terug naar Keulen, zijn vorige woonplaats. De vraag dringt zich op waar al dat werk van Thierer en waar is hijzelf is gebleven?